Herhaling staatsinrichting 3V

Herhaling Staatsinrichting
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling Staatsinrichting

Slide 1 - Slide

Europa na Napoleon
1815: Congres van Wenen
Doelen:
1. Machtsevenwicht in Europa
2. Herstellen van de autoritaire orde (restauratie)
3. Vrede bewaren (Frankrijk in toom houden):
- Stichten Koningrijk der Nederlanden met Willem I als vorst 

Slide 2 - Slide

Willem I

Nederland wordt een constitutionele monarchie:
vorst gebonden aan grondwet: 
- Tweede Kamer vertegenwoordigt het volk
- Tweede Kamer mag wetten maken
- Eerste Kamer mag wetten verwerpen -> koning kiest leden
Koning mag ook wetten maken en de Tweede Kamer negeren

-> In praktijk heeft hij absolute macht

Slide 3 - Slide

Verschillen Noord en Zuid Nederland
Vrede van Münster (1648): splitsing van NL
- Zuid: katholiek, industrie, Frans
- Noord: protestant, ambacht, Nederlands
Zuidelijke economie sterker, maar gevoel van gebrek aan respect van "Nederlanders"
1. Nederlands als officiële taal
2.Staatsschuld noorden --> hoge belasting
3. Noorden krijgt evenveel zetels in Tweede Kamer als zuiden
Oprichting NHM en kanalen om economie te stimuleren

Slide 4 - Slide

1830 België onafhankelijk

Slide 5 - Slide

Waarom is in 1815 het
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gevormd?

Slide 6 - Open question

Waarom scheidde België zich af in 1830?

Slide 7 - Open question

Liberalisme en socialisme
  • Liberalisme: 
  • - Tegen overheidsbemoeienis, protectionisme en de kerk 
  • - Vóór de zakenwereld, vrijhandel en winst 
  • - Vóór privé bezit: egoïstisch? 
  • Socialisme: 
  • - Gelijkheid 
  • - Vóór de groep, tegen het individu 
  • - Vrij denken, tegen de kerk

Slide 8 - Slide

Socialisme

  • Socialisme komt voort uit ideeën van Marx
  • Aanhang socialisme groeit door industriële revolutie
    -> ongelijkheid
  • Tekort aan arbeiders: ze kunnen eisen gaan stellen
  • Eind 19de eeuw: groeiend besef dat er sociale wetten moeten komen -> Sociale kwestie
  • Voorbeelden sociale wetten: Kinderwetje van Van Houten, woningwet

Slide 9 - Slide

Sociaal-democratie
  • In meeste Europese landen strijdt men voor gelijkheid via revolutie: communisme 
  • In NL strijdt men voor gelijkheid via parlementaire democratie -> sociaal-democratie

Slide 10 - Slide

Liberalisme
  • John Locke : basis van het liberalisme
  • Adam Smith vrije markt reguleert zichzelf
     -> concurrentie houdt prijzen laag 
  • Gevolg: overheid mag geen invloed hebben op economie 
  • Vrijheid van individu staat centraal, overheid moet zich niet teveel bemoeien met het leven van de burger

Slide 11 - Slide

Liberalen
  • Rijke burgers en industriëlen zijn liberaal: hogere winsten zonder sociale wetten 
  • Dankzij censuskiesrecht is ook de regering liberaal: inkomen bepaald stemrecht 
  • Gevolg: rijken stemmen op liberalen 
  • Gevolg: géén sociale wetgeving

Slide 12 - Slide

Grondwet
  • Grondwet: belangrijkste rechten en plichten van overheid en burgers: 
-> Vrijheid van meningsuiting, geloof, enz.
  • Ondanks een grondwet regeert Willem I als absoluut vorst --> steun van conservatieven 
  • 1848: revoluties --> liberalen eisen vrijheden van Franse Revolutie 
  • Uit angst afgezet te worden geeft Willem II Thorbecke de opdracht de grondwet te wijzigen:

Slide 13 - Slide

Grondwets herziening
1. Ministeriële verantwoordelijkheid: ministers zijn verantwoordelijk voor beleid
2. Koning is onschendbaar
3. Rechtstreekse verkiezingen Tweede Kamer
4. Uitbreiding grondrechten
Inspraak burgers via censuskiesrecht en districtenstelsel

Slide 14 - Slide

Politiek rond 1900
  • Merendeel parlement bestaat uit liberalen en confessionelen: christelijke waarden
  • Politieke partijen bestaan niet
  • Abraham Kuyper begrijpt dat het oprichten van een partij veel voordelen kent
  • 1879: oprichting ARP  (Anti Revolutionaire Partij)
  • Streng gelovig en tegen idealen van Franse Revolutie
  • Kuypers richt zich op "Kleine Luyden" : arme arbeiders zonder stemrecht

Slide 15 - Slide

Eerste politieke partij: ARP
  • Twee doelen: 
  • 1. Stemrecht voor de armen
  • 2. Duidelijke scheiding van ongelovigen
  • Dit laatste wilt hij bereiken door het oprichten van één school, één partij
  • Hiermee staat hij aan de basis van de verzuiling: 
  • - Protestant
  • - Katholiek
  • - Socialistisch
  • - Liberaal / Neutraal

Slide 16 - Slide

Schoolstrijd
  • Onderwijswet 1857: alleen openbare scholen krijgen subsidie
  • Bijzondere (=godsdienstig) scholen krijgen géén geld van de overheid
  • Schoolstrijd: confessionelen willen gelijkstelling onderwijs
  • Belangrijkste politieke vraagstukken: schoolstrijd en algemeen kiesrecht
  • Vanaf 1887 langzame uitbreiding kiesrecht

Slide 17 - Slide

Pacificatie van 1917
  • Pacificatie (1917): grondwetswijziging om beide vraagstukken op te lossen:
  • 1. Bijzondere scholen krijgen subsidie
  • 2. Invoering algemeen mannenkiesrecht
  • 3. Invoering evenredige vertegenwoordiging
  • Bij de eerste verkiezingen (1918) verliezen de liberalen hun meerderheid aan de confessionelen (tot 2010)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Feminisme
  • Eind 19de eeuw / begin 20ste eeuw: Eerste Feministische Golf
  • Doelen:
  • - Gelijkstelling in het onderwijs
  • - Algemeen kiesrecht voor vrouwen
  • Aletta Jacobs krijgt toestemming van van  Thorbecke om naar de universiteit te gaan
  • 1871: Jacobs wordt eerste vrouw op universiteit
  • 1919:  invoering algemeen vrouwenkiesrecht

Slide 20 - Slide