H2 tekstverbanden en signaalwoorden (1)

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in de telefoontas
Op tafel: 
Je laptop, lesboek en schrift 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in de telefoontas
Op tafel: 
Je laptop, lesboek en schrift 

Slide 1 - Slide

Boek lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag

Cursus 1 lezen 
§2 tekstverbanden en signaalwoorden (1) 
uitleg
Maken/huiswerk
Einde les 

Slide 3 - Slide

Nakijken/bespreken
Huiswerk nakijken (§ 7 opdracht 1)


Slide 4 - Slide

herhaling lezen leerjaar 1
Online
timer
20:00

Slide 5 - Slide

Korte pauze!
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden
en signaalwoorden

Slide 7 - Slide

Pak blz. 10 van het boek voor je

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst zijn woorden, zinnen en alinea's met elkaar verbonden.
Zo'n samenhang noem je een tekstverband.
Elk verband ontstaat door woorden, zinnen of alinea's aan elkaar te plakken met signaalwoorden.
Elk tekstverband heeft zijn eigen signaalwoorden.

Slide 10 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockey.

Slide 11 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Concluderend verband: de auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie uit de tekst.

Al met al  was het een erg gezellige en leerzame middag.

Slide 12 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband: er worden dingen achter elkaar opgesomd.

Ik ging naar de supermarkt en daar moest ik appels, brood en cola halen.

Slide 13 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband: er worden zaken tegenover elkaar gezet.

Ik moet mijn huiswerk maken, maar toch ga ik eerst Netflixxen.

Slide 14 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik vind spannende series erg leuk, zoals The 100 en La Casa de Papel.

Slide 15 - Slide

Even checken of jullie het begrijpen... 

Slide 16 - Slide

In de vakantie heb ik met vriendinnen afgesproken en daarnaast heb ik ook veel gegamed.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 17 - Quiz

Binnenkort gaat mijn broertje voor het eerst naar de middelbare school.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 18 - Quiz

Ik ben gek op chips met vreemde smaakjes, zoals de smaak stokbroodje kruidenboter.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 19 - Quiz

Ik heb mijn huiswerk gemaakt, maar ik heb het niet af gekregen.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 20 - Quiz

Gister scheen de zon, maar vandaag regent het.
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Opsommend verband
D
Toelichtend verband

Slide 21 - Quiz

Ik houd van verschillende sporten, bijvoorbeeld tennis en voetbal.
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Opsommend verband
D
Toelichtend verband

Slide 22 - Quiz

Voordat ik naar mijn oma ging, fietste ik even langs de bakker.
A
Chronologisch verband
B
Tegenstellend verband
C
Opsommend verband
D
Toelichtend verband

Slide 23 - Quiz

Hoe wordt 'concluderend verband' aangeduid in een tekst?
A
Met signaalwoorden zoals 'eerst', 'vervolgens', 'ten slotte'.
B
Met signaalwoorden zoals 'dus', 'concluderend', 'kortom'.
C
Met signaalwoorden zoals 'misschien', 'waarschijnlijk', 'wellicht'.
D
Met signaalwoorden zoals 'bijvoorbeeld', 'daarom', 'echter'.

Slide 24 - Quiz

Maken /huiswerk
Maak op blz 10 opdracht 1 
vanuit je werkboek in je schrift
(Tevens huiswerk)

Slide 25 - Slide