Fase 3, niveau 3F, les 6 verslag schrijven en wervend stuk schrijven
Fase 3, niveau 3F, les 6 verslag schrijven en wervend stuk schrijven
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3
This lesson contains 10 slides, with text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Fase 3, niveau 3F, les 6 verslag schrijven en wervend stuk schrijven
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
- bekijken oefenopdracht examen: schrijf een verslag na een onderzoek. Wat valt op?
- Hoe schrijf je een verslag?
- wervend schrijven, hoe doe je dat?
- afsluiten: zijn er nog vragen m.b.t. het schrijfexamen?
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
- Wat heb je onderzocht
- Hoe heb je het uitgevoerd
- Beschrijf de resultaten, gebruik de grafiek
- Geef 2 verklaringen voor de gevonden resultaten
- Twee adviezen aan je baas over de verkoop van games aan jongeren
Slide 4 - Slide
Wat is belangrijk bij een verslag?
- titel
- tussenkopjes (maakt het overzichtelijk)
- alinea's
- niet te lange zinnen: waar kan een komma of punt?
- denk aan je hoofdletter
- bij een verslag hoeft geen aanhef en slotgroet
Slide 5 - Slide
Wervend schrijven
Met een wervende tekst wil je de lezer bewegen tot iets, bijvoorbeeld een aankoop of een aanmelding.
Het doel is dus aansporen tot actie.
Voorbeelden: een oproep voor de studentenraad
Slide 6 - Slide
Wervend schrijven deel 2
1) vermijd het woord: 'worden' (passief schrijven), maar schrijf actief.
Voorbeeld: “Je wordt bij ons lekker in de watten gelegd.” Wordt is een onnodig hulpwerkwoord.
Maar schrijf: “We leggen je lekker in de watten.” Dat is actiever, klinkt beter en leest ook nog eens fijner.
Slide 7 - Slide
wervende tekst 3
Spreek je lezer direct aan. Zeg niet: “Wij willen onze klanten helpen hun maximale potentieel te benutten.”
Vervang ‘onze klanten’ door ‘je’. Zo spreek je de lezer direct aan. “Wij helpen je jouw maximale potentieel te benutten.”
Slide 8 - Slide
Wervend schrijven 4
Wervende teksten schrijf je zoals je praat. Spreektaal.
Heb je geen idee hoe je schrijft zoals je spreekt? Stel je eens voor dat je direct tegen een klant praat. En schrijf dan op wat je zou zeggen. Lees daarna je zinnen eens hardop. En voel hoe het klinkt.
Spreektaal betekent ook dat je zinnen met ‘en’ of ‘maar’ mag beginnen.