This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Tekst
verbanden
en
signaal
woorden
H3
begrijpend
lezen
Nodig:
- laptop
- werkboek
- schrift
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Vandaag leer je:
- wat tekstverbanden zijn
- welke signaalwoorden bij welk tekstverband hoort
- de tekstverbanden en signaalwoorden te herkennen
Hierdoor: leer je sneller een tekst(doel) te begrijpen.
Slide 2 - Slide
Wat is het nut van tekstverbanden?
In de Nederlandse taal (en in andere talen) worden allerlei signaalwoorden gebruikt om verbanden te leggen. Om teksten beter en sneller te begrijpen kan het handig zijn om de tekstverbanden snel te leren herkennen.
We gebruiken signaalwoorden niet alleen in de geschreven teksten. Als iemand praat hoor je ook allerlei signaalwoorden en tekstverbanden.
Slide 3 - Slide
Kortom
Woorden en alinea's hangen met elkaar samen, dit noemen we een tekstverband. Je kan een verband herkennen aan de signaalwoorden. In H3 staan een:
opsommend verband (en, tevens, ten eerst, ten tweede, tenslotte, vervolgens ...)
tegenstellend verband (maar, echter, in tegenstelling tot, hoewel)
Slide 4 - Slide
oefenen
- met behulp van signaalwoorden
opsommingen, tegenstellingen in een tekst herkennen en begrijpen.
Doe mee!
verbanden en signaalwoorden
Slide 5 - Slide
Kies het goede antwoord.
Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...geven aan wat voor soort tekst het is
Slide 6 - Quiz
Ik ga graag op vakantie naar warme landen, hoewel ik IJsland ook wil zien.
A
Tekstverband = opsomming
B
Tekstverband = tegenstelling
Slide 7 - Quiz
Veel meiden willen naar het optreden van Ariana Grande, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming
Slide 8 - Quiz
Voor het maken van cupcakes heb je nodig: boter, meel, suiker, eieren en melk.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = opsomming
Slide 9 - Quiz
'Ten eerste' is een signaalwoord voor
A
een opsomming
B
een tegenstelling
Slide 10 - Quiz
'Tevens' is een signaalwoord voor
A
een opsomming
B
een tegenstelling
Slide 11 - Quiz
'Toch' is een signaalwoord voor
A
een opsomming
B
een tegenstelling
Slide 12 - Quiz
Begrijpend lezen
Begrijpend lezen is opbouwend. Alle geleerde hoofdstukken komen steeds terug op de nieuwe toets.
We oefenen nog even:
* Het onderwerp
* De hoofdgedachte
* Tekstopbouw
Slide 13 - Slide
Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.
D
Ik weet het niet meer.
Slide 14 - Quiz
Omschrijf in je eigen woorden wat een hoofdgedachte van een tekst is
Slide 15 - Open question
Inleiding
Middenstuk
Slot
Hier maak je kennis met het onderwerp van de tekst.
Hier lees je over verschillende deelonderwerpen.
Hier wordt het belangrijkste uit de tekst herhaald.
Slide 16 - Drag question
Omschrijf in je eigen woorden wat de directe aanleiding voor het schrijven van een tekst is.