De Simple Past gebruik je om te praten over acties of gebeurtenissen die in het verleden zijn gebeurd en nu zijn afgerond.
Vorm:
Regelmatige werkwoorden: Voeg "-ed" toe aan het einde van het werkwoord.
Voorbeeld: walk → walked, play → played
Onregelmatige werkwoorden: Deze hebben hun eigen vormen in de verleden tijd, en moeten uit het hoofd worden geleerd.
Voorbeeld: go → went, have → had
Signaalwoorden:
Vaak gebruikte signaalwoorden zijn: yesterday, last week, in 2010, two days ago, when.