Toets economische dimensie

Toets economische dimensie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Toets economische dimensie

Slide 1 - Slide

Toets economische dimensie
Deze toets heeft 15 vragen. Elke vraag is 1 punt waard.
Je moet minimaal 9 vragen goed hebben voor een 5.5
Je cijfer mag niet lager dan een 4 zijn, dan moet je herkansen.



Slide 2 - Slide

Vraag 1
Werk heeft verschillende doelen. Over welk doel van werken gaat het hier?
“Van de ouderen die ik verzorg, hoor ik weinig terug. Ze praten vooral over de dingen waar ze
niet blij mee zijn. Toch ga ik altijd met een blij gevoel naar huis na mijn werk. Niet omdat ik weer
geld heb verdiend, maar omdat ik weet dat ik iets goeds bijdraag aan hun leven.”

A
Bijdrage leveren aan de doelstellingen van het bedrijf
B
De economie draaiende houden
C
waardering krijgen
D
je nuttig voelen

Slide 3 - Quiz

Vraag 2
Wat hoort er op de plekken (1) en (2)?
Gezondheidszorg is een … (1) …
Kleding is een … (2) …

A
(1) primaire behoefte (2) primaire behoefte
B
(1) secundaire behoefte (2) secundaire behoefte
C
(1) primaire behoefte (2) secundaire behoefte
D
(1) secundaire behoefte (2) primaire behoefte

Slide 4 - Quiz

Vraag 3
“Via belastingen en premies komt er geld bij de overheid binnen. Daarvan houdt de overheid
allerlei sociale voorzieningen in stand. Daar kun je gebruik van maken als je inkomen wegvalt of
onvoldoende is, door bijvoorbeeld ziekte of werkloosheid. Op die manier is de overheid primair
verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers.”
Welk woord hoort daarbij?
A
arbeidsmarkt
B
secundaire behoeften
C
verzekeringen
D
verzorgingsstaat

Slide 5 - Quiz

Vraag 4
Lees de volgende maatregelen.
- Subsidies geven voor het ontwikkelen van nieuwe producten.
- Regelgeving eenvoudiger maken.
- Gunstige belastingvoorwaarden voor ondernemers.
Dit zijn voorbeelden van hoe de overheid probeert…
A
A. …de verzorgingsstaat vorm te geven.
B
…duurzaamheid te stimuleren.
C
…te zorgen voor werkgevers.
D
…te zorgen voor werknemers.

Slide 6 - Quiz

Vraag 5
Wat betekent het begrip ‘vakbond’?
A
Een overeenkomst met afspraken tussen werknemers en werkgevers in een bepaalde sector.
B
Een vereniging van werknemers uit een of meer branches, die opkomt voor de belangen van haar leden.
C
Het geheel van vraag en aanbod van banen en arbeidskrachten
D
Regels voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers te bevorderen.

Slide 7 - Quiz

Wat hoort er op de plekken (1) en (2)?
Met een … (1) … heb je als werknemer de meeste zekerheid.
Bij een … (2) … staat niet vast hoeveel uur de werknemer gaat werken.
A
(1) contract voor bepaalde tijd, (2) contract voor onbepaalde tijd
B
(1) contract voor bepaalde tijd, (2) nulurencontract
C
(1) contract voor onbepaalde tijd, (2) contract voor onbepaalde tijd
D
(1) contract voor onbepaalde tijd, (2) nulurencontract

Slide 8 - Quiz

Vraag 7
Je werkgever betaalt een deel van je reiskosten. Dit deel van je inkomsten noem je:

A
periodiek
B
salaris
C
toeslag
D
vergoeding

Slide 9 - Quiz

Vraag 8
Welke definitie van ‘werkloosheid’ is juist?
A
de hoeveelheid mensen die geen werk hebben
B
de situatie waarin de arbeidsmarkt krap is
C
vraag en aanbod van banen en arbeidskrachten
D
A, B en C zijn alledrie juist.

Slide 10 - Quiz

Vraag 9
Voor wie is de bijstandsuitkering bedoeld?

A
Volwassenen die geheel of voor een deel werkloos zijn geraakt.
B
Volwassenen die na een tijdelijk contract zonder werk zitten.
C
Volwassenen die te weinig verdienen om van te kunnen leven.
D
A, B en C zijn alle drie juist.

Slide 11 - Quiz

Vraag 10
Wat is de eerste stap van het koopbeslissingsproces?
A
Je verzamelt informatie over een product.
B
Je vergelijkt producten met elkaar.
C
Je wordt je bewust van een behoefte aan een product.
D
Je maakt een aankoopbeslissing

Slide 12 - Quiz

Vraag 11
Je wilt een vlucht naar Spanje boeken. Bij de vlucht die je geselecteerd hebt, staat:
“Nog 4 stoelen beschikbaar op deze vlucht”.
Van welke verleidingstechniek wordt gebruikgemaakt?
A
Benadrukken dat iets schaars is of tijdelijk extra goedkoop.
B
Laten zien dat je van het product mooi, succesvol of gelukkig wordt.
C
Moeilijke termen gebruiken om de kwaliteit te benadrukken.
D
Populaire mensen een product aan laten prijzen.

Slide 13 - Quiz

Vraag 12
Duurzaamheid is een manier van handelen…
A
die economische aspecten laat meewegen bij milieuzaken.
B
… die langdurig respectvol is voor mens, dier en milieu
C
waarbij het ontwikkelen van een duur product het doel is.
D
waarbij mensen en dieren effectief samenwerken.

Slide 14 - Quiz

Vraag 13
“Juan werkt in een kledingfabriek. Hij doet een half uur over het verven van een T-shirt.
Hij mag pas stoppen met werken wanneer hij 32 T-shirts heeft geverfd en zijn baas zijn werk
heeft goedgekeurd.”

Over welke ‘p’ uit maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat deze situatie?
A
people
B
planet
C
profit
D
product

Slide 15 - Quiz

Vraag 14
Wat zijn voorbeelden van inkomsten van een individu?
A
Belasting, studiefinanciering
B
Salaris, zorgtoeslag
C
Studiefinanciering, premie
D
Studiefinanciering, zorgverzekering

Slide 16 - Quiz

Vraag 15
Wat wordt bedoeld met ‘informele schulden’?

A
overlevingsschulden
B
schulden aan vrienden
C
schulden aan instanties
D
schulden die bij de BKR zijn geregistreerd

Slide 17 - Quiz