De ‘armen’ van de
vleermuis zijn zo gebouwd, dat hij ermee kan vliegen. Tussen de vingers zit een sterk vlies.
De mol heeft korte voorpoten met stevige vingers. Hiermee kan hij goed graven. Zo beweegt de mol zich onder de grond voort
De walvis heeft ook korte brede voorpoten. Bij de walvis zijn dit vinnen geworden. Met deze vinnen peddelt hij door het water.