This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
2.1 handel en nijverheid in de Republiek
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt een beschrijving geven van de economie van de Republiek.
Je kunt uitleggen hoe de economie van de Republiek onderdeel werd van de wereldeconomie en welke rol de VOC en de WIC daarbij speelden
Je kunt een verband leggen tussen de driehoekshandel, de slavenhandel en de plantageslavernij
Slide 2 - Slide
Wat ging er vooraf?
De Nederlandse Opstand (Tachtigjarige Oorlog) tegen Spanje
verder zonder de koning Filips II
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Slide 3 - Slide
De economie van de Republiek
Na 1450: hollandse steden nemen Oostzeevaart over
1540: Amsterdam uitgegroeid tot grote markt voor graan en hout
Maar... Antwerpen nog de belangrijkste handelsstad
Val Antwerpen in 1585 --> vluchtelingen naar Republiek
Namen kennis, macht en geld mee
Slide 4 - Slide
De economie van de Republiek
Er werd veel geld verdien met handel: handelskapitalisme
Maar hoe...?
Ingekochte goederen tijdje opslaan, doorverkopen als je veel winst kan halen.
Plaats waar goederen werden opgeslagen: stapelmarkt
Slide 5 - Slide
VOC
In 16e eeuw: Spanjaarden + Portugezen nieuwe handelsroutes en werelddelen ontdekt.
Zo handel in:
Rietsuiker, cacao, koffie en tabak uit Amerika
Specerijen zoals peper, nootmuskaat, foelie en kruidnagel uit Azië
Slide 6 - Slide
VOC
De Republiek ging mee doen aan deze handel
Richtten speciale handelsbedrijven op -->
VOC: Verenigde Oost-Indische Compagnie
Opgericht in 1602
Slide 7 - Slide
waarom?
concurrentie voorkomen!
samen tegen de Spanjaarden en Portugezen
concurrentie tussen Nederlanders onderling vermijden
Samen werken: VOC
Slide 8 - Slide
Oprichting WIC
VOC succesvol, dus nog een compagnie -->
WIC = West-Indische Compagnie
1621
Handelsmonopolie west Afrika en Amerika
Kaapvaart, VOC deed dit niet.
Minder succesvol dan VOC
Slide 9 - Slide
Rechten van de VOC + WIC
Handelsmonopolie
Forten bouwen
Verdragen sluiten met Indische vorsten
Oorlog voeren
Slide 10 - Slide
WIC
Handelde ook in mensen --> slavenhandel
Afrikanen werden naar Amerika gebracht om te werken op de plantages
Producten van de plantages naar Europa gebracht + verkocht
Met geld wapens/buskruit/textiel kopen en weer verkopen in Afrika in ruil voor slaven.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Waarom slavernij?
Veel plantages lagen in Zuid-Amerika en waren bezit van Europeanen
Plantageprducten, zoals koffie, tabak, katoen en suiker, zijn erg populair in Europa
Om de producten te verbouwen waren veel landarbeiders nodig.
De oorspronkelijke bewoners van dit gebied waren volgens de Europeanen 'ongeschikt' voor deze arbeid...of al uitgemoord in de eeuwen ervoor...
Slide 14 - Slide
Transatlantische slavenhandel
Europese handelaren namen producten, zoals munitie, wapens en alcohol mee naar Afrika.
Daar werden ze door Afrikaanse stammen geruild tegen slaven: dit waren meestal gevangen genomen leden van andere Afrikaanse stam.
Deze slaven werden vervolgens vervoerd naar slavenmarkten in Zuid-Amerika
De afbeelding laat zien op welke wijze slaven werden vervoerd op een slavenschip. Dergelijke tekeningen werden meestal gemaakt om aan te geven op welke vreselijke manier de slaven werden vervoerd. Deze tekening is gemaakt in opdracht van een commissie van de Engelse regering.
Slide 15 - Slide
Driehoekshandel: Sleep de zinnen naar het goede land.
West - Afrika
Amerika
De Nederlanden
Hier werden de slaven verkocht.
Hier werden de slaven gekocht.
Rietsuiker en tabak, koffie, katoen, rum.
Slide 16 - Drag question
Wat waren de twee overeenkomsten tussen de VOC en de WIC?
A
Ze werkten samen in een compagnie.
B
Ze voeren met grote handelsschepen op Indië.
C
Ze brachten allebei hun handelswaar naar Amerika.
D
Ze hadden allebei een monopolie op de handel.
Slide 17 - Quiz
Sleep de woorden naar de goede plek.
WIC
VOC
Handelsposten.
Oost - Indië.
Kolonies.
Amerika.
Specerijen.
Slaven.
Slide 18 - Drag question
De Voc en de Wic waren belangrijk in de wereldhandel. Welke twee zinnen horen daar bij?
A
Ze brachten overal in de wereld veel rijkdom.
B
Ze hadden het alleenrecht op de handel met Oost en West Indië.
C
Ze werkten samen met andere Europese handelaren.
D
Zij handelden in producten die uit alle werelddelen kwamen.