This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is een enzym?
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal
Slide 2 - Quiz
De optimumtemperatuur van een enzym geeft aan...
A
...bij welke temperatuur het enzym kapot gaat
B
...bij welke temperatuur het enzym gaat werken
C
...bij welke temperatuur het enzym het beste werkt
D
-
Slide 3 - Quiz
Een enzym katalyseert een reactie. Dat betekent:
A
Het enzym versnelt een reactie en blijft zelf intact
B
Het enzym versnelt een reactie en wordt daarbij opgebruikt
C
Het enzym past op een veel verschillende stoffen
Slide 4 - Quiz
Welk enzym heeft de hoogste minimum temperatuur?
A
X
B
Y
C
Z
Slide 5 - Quiz
In de afb. zie je de werking van twee enzymen. Als je onderzoek wilt doen naar de werking van enzymen bij 40 graden, welk van de twee enzymen kan je dan het beste gebruiken?
A
Enzym 1
B
Enzym 2
C
Beide zijn goed
D
Geen van beide
Slide 6 - Quiz
Wat betekent de zin: 'Enzymen werken specifiek'?
A
Elk enzym is slechts werkzaam bij één speciale temperatuur.
B
Elk enzym is slechts werkzaam bij één bepaalde zuurgraad.
C
Elk enzym kan slechts één reactie versnellen.
D
In elke cel kan slechts één enzym werkzaam zijn.
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Fotosynthese
Glucose
Koolstof-dioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht
Slide 12 - Drag question
Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water
Slide 13 - Drag question
Welke stof ontstaat of welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?