tekst 8 & 9 2018

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

How does the writer introduce the topic?
A
Hoe stelt de schrijver zich voor?
B
Hoe introduceert de schrijver zichzelf?
C
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp?
D
Hoe schrijf je een introductie?

Slide 2 - Quiz

What does the word refer to?
A
Waar wijs je naar?
B
Waar verwijst het woord naar?
C
Wat betekent het woord wijzen?
D
Wat doet het woord verwijzen daar?

Slide 3 - Quiz

What can be concluded in paragraph 3 and 4?
A
Welke conclusie wordt er gemaakt?
B
Welke conclusie wordt er duidelijk in alinea 3 en 4?
C
Is dat de conclusie van de tekst?
D
Wat is de conclusie?

Slide 4 - Quiz

What becomes clear in line 17?
A
Dat is duidelijk regel 17.
B
Wie schreef regel 17?
C
Wat wordt er duidelijk in regel 17?
D
Regel 17 lijkt mij duidelijk.

Slide 5 - Quiz

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 6 - Quiz

What is the main point of paragraph 5?
A
Wat is het belangrijkste punt in alinea 5?
B
Wat is het punt van alinea 5?
C
Welk punt wordt niet gemaakt in alinea 5?
D
Is dat het punt van alinea 5?

Slide 7 - Quiz

waar/ niet waar vragen
  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea. (Dit is vaak de hoofdgedachte).
  • Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
  • Wat is je eigen antwoord?
  • Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
  • Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord.
  • Controleer of het onderstreepte tekstgedeelte overeenkomt met alle elementen in het antwoord.

Slide 8 - Slide

 Open vragen

  • Lees de vraag en de bijbehorende alinea.
  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea.
  • Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc.
  • Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat..
  • Als er niets staat moet je de vraag altijd in het Nederlands beantwoorden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Meerkeuze vragen

  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte). 
  • Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc. 
  • Wat is je eigen antwoord? 
  • Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt. 
  • Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord. 
  • Komt  het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord? 
  • Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg.

Slide 11 - Slide

‘The man to my right buries his head in his hands.’ (einde alinea 1)
Welk van de volgende citaten geeft hiervoor een verklaring?
A
‘he agreed to teach me the tricks of the commentary trade’ (alinea 2)
B
‘I’m clearly living up to his low expectations of me.’ (alinea 2)
C
The pressure of getting it right can be immense.’ (alinea 3)

Slide 12 - Quiz

Zoek/citeer vragen

  •  Lees de zoekopdracht/vraag goed door
  •  kijk naar de verschillende rubrieken: staan ze alfabetisch, op onderwerp
  •  Lees de 'kopjes' en beslis dan of het noodzakelijk is dat stuk te lezen.
  • Beantwoord de vraag
  • Controleer of je juist geformuleerd hebt en de vraag echt beantwoord hebt.

Slide 13 - Slide

18 “you have to mask it and try to sound as calm as possible.” (alinea 3) Welke zin uit alinea 3, 4 of 5 maakt duidelijk dat het Simon Holt goed
lukt om rustig over te komen?
Citeer (= schrijf over uit de tekst) de eerste twee woorden van deze zin.

Slide 14 - Open question

vraag 19 - How does Simon Holt prepare for a race, according to paragraph 4?
A
by meditating just before he has to begin his commentary
B
by memorising the appearances of the horses in the race
C
by reading specialised magazines to distract his mind
D
by writing down bits of information in an old notebook

Slide 15 - Quiz

vraag 20 - Wat maakt het onder andere voor de schrijfster zo moeilijk om een
paardenrace te voorzien van commentaar, volgens alinea 5?
1 De paarden hebben ingewikkelde namen.
2 De volgorde van de wedstrijden wordt pas vlak voor aanvang bekend
gemaakt.
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Zowel 1 als 2 is juist
D
Geen van beide is juist

Slide 16 - Quiz

vraag 21 - How does paragraph 6 connect to paragraph 5?
A
It contradicts what is said in paragraph 5.
B
It expands on what is said in paragraph 5.
C
It illustrates what is said in paragraph 5.
D
It modifies what is said in paragraph 5.

Slide 17 - Quiz

Vraag 22 - “to build up to a crescendo.”
(einde alinea 7)
Welke zin uit alinea 4, 5 of 6 legt uit waarom je dit nodig kunt hebben?

Slide 18 - Open question

Gatenteksten

  • Let op de eerste en laatste zin van de alinea. 
  • Bekijk het stukje voor en na de gaten goed. (Is het bijvoorbeeld een opsomming, tegenstelling, gevolg?)
  • Wat is je eigen antwoord?
  • Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt.
  • Zoek de woorden in de antwoordmogelijkheden op, indien nodig.
  • Lees het stuk opnieuw. Klopt je antwoord in de tekst.

Slide 19 - Slide

chaotic
hasty
imperfect
relaxed
sensitive
vraag 23  - Kies bij 23 in alinea 8 het juiste antwoord uit de 
                   gegeven mogelijkheden.
B
E
D
C
A
goed

Slide 20 - Drag question

vraag 24 -‘and I mumble and mutter my way through six minutes of a race’ (alinea 9)
Welke alinea maakt voor het eerst duidelijk dat de schrijfster het
moeilijk vond om de race van commentaar te voorzien?
Noteer het nummer van deze alinea.

Slide 21 - Open question

vraag 25 - What drives Simon Holt to keep on doing such a difficult job, according to paragraph 10?
A
He is very fond of horses and likes spending time with them.
B
He likes helping new riders start a racing career.
C
He loves having the best view to watch the races.
D
He makes profits from having inside information on horses.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

vraag 26 - Kies bij 26 in alinea 1 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A
interfere
B
protest
C
retreat

Slide 24 - Quiz

vraag 27 - Which of the following descriptions fits Rose Rouse best, based on paragraphs 2 and 3?
A
She is ambitious and dominant.
B
She is careful and modest.
C
She is outgoing and resourceful.
D
She is silent and wise.

Slide 25 - Quiz

vraag 28 - What becomes clear about Harlesden in paragraph 4?
A
It has been transformed into a popular London tourist attraction.
B
It has developed into a rather diverse and vivid neighbourhood.
C
It has opened large department stores to attract foreigners.
D
It has turned into a dismal place that people avoid with reason.

Slide 26 - Quiz

vraag 29 - What is the function of paragraph 5?
A
to explain why some people still refuse to live in Harlesden
B
to give an example of what went wrong with Harlesden
C
to make clear that locals are also working to improve Harlesden
D
to stress what still needs to be done to change Harlesden

Slide 27 - Quiz

vraag 30 - “If they can afford it,” (paragraph 6)
What becomes clear from this remark by Leroy Simpson?
A
Banks are reluctant to provide mortgages for houses in Harlesden.
B
Former residents of Harlesden are familiar with its drawbacks.
C
Harlesden is turning into a fashionable and attractive area.
D
Simpson’s parents have unsuccessfully tried to sell their house.

Slide 28 - Quiz

vraag 31 - “Because we keep ourselves to ourselves, we’ve become isolated.” (alinea 6)
In welke alinea is dit aspect al eens benoemd? Noteer het nummer van deze alinea.

Slide 29 - Open question