oefenen Marketing les M1 - M6

• Marktonderzoek
• MBO
• Studiejaar 2

Industriële marketing is gericht op:

1. B2O
2. B2B
3. B2C
4. B2V

De 4 P's uit de marketingmix zijn:

1. Product, Prijs, Personeel, Plaats
2. Product, Personeel, Promotie, Plaats
3. Product, Prijs, Promotie, Personeel
4. Product, Prijs, Promotie, Plaats

Mesomarketing heeft betrekking op:

1. Sector
2. Samenleving
3. Wereld
4. Bedrijf

Er zijn 5 criteria die organisaties gebruiken om de consumentenmarkt te segmenteren:

1. demografisch, gewoonte, sociaal-economische, psychologische, gedrag
2. demografisch, geografisch, segmentatie, psychologische, gedrag
3. demografisch, geografisch, sociaal-economische, psychologische, gewoonte
4. demografisch, geografisch, sociaal-economische, psychologische, gedrag

Welke onderstaande stelling- (-en) is/zijn juist?
stelling 1: een marktsegment is hetzelfde als marktsegmentatie.
Stelling 2: elk segment heeft zijn eigen marketingmix.

1. 1 is juist
2. 2 is juist
3. beide zijn juist
4. beide zijn onjuist

welke is/zijn juist:
stelling 1: een bedrijf dat verschillende producten verkoopt heeft een breed assortiment
stelling 2: een bedrijf dat 1 product verkoopt in verschillende varianten heeft een diep assortiment

1. 1 is juist
2. 2 is juist
3. beide zijn juist
4. beide zijn onjuist

De concurrent komt met een gelijkwaardig product op de markt. Je komt dan in de:

1. Introductiefase
2. terugvalfase
3. verzadigingsfase
4. volwassenheidsfase

wegens een nieuwe regel op school mag je geen trainingspak meer dragen. Om die reden ga je winkelen voor nieuwe kleren. Die producten noem je:

1. convenience goods
2. shopping goods
3. specialty goods
4. unsought goods

waaruit bestaat de productmix?

1. assortiment, kwaliteit, merk, promotie, service en garantie
2. verpakking, service en garantie, merk, assortiment, product
3. verpakking, service en garantie, merk, assortiment, productlevenscyclus
4. verpakking, service en garantie, merk, assortiment, kwaliteit

wat voor assortiment heeft bol.com?

1. diep
2. breed
3. consistentie
4. hoog

producten die men dagelijks nodig heeft en waar men weinig tot geen moeite voor wilt doen zijn:

1. convenience goods
2. shopping goods
3. specialty goods
4. unsought goods

hoge afzet, hoge winst en dalende kosten zijn kenmerken van de:

1. introductiefase
2. terugvalfase
3. verzadigingsfase
4. volwassenheidsfase

producten waar men veel moeite voor moet doen en een aantal jaar kan gebruiken noemt men:

1. convenience goods
2. shopping goods
3. specialty goods
4. unsought goods

Wat verstaat men onder emotional appeal bij een merk?

1. je ziet waar het vandaan komt
2. je verwacht een bepaalde kwaliteit
3. je voelt je aangetrokken tot hem/haar
4. het merk roept een bepaalde emotie op

bij passieve merkbekendheid:

1. dan ken je het merk niet bewust
2. noem je het product en vraagt aan welk merk ze denken
3. noem je het merk en vraagt of ze het kennen
4. ken je het merk wel, maar roept dit geen emoties op

als iemand merktrouw is, dan:

1. koopt hij dit merk vaker, maar niet altijd
2. koopt hij dit merk altijd voor een langere periode
3. koopt hij dit merk zeker een tweede keer
4. denkt hij/zij elke dag aan dit merk

de verpakking van een product heeft een drietal functies, deze zijn:

1. informatief, commercieel en technisch
2. informatief, technisch en kleurrijk
3. commercieel, informatief en promotiegericht
4. kleurrijk, mooi en functioneel

een productdemonstratie als service element vindt plaats:

1. voor de koop
2. op het moment van kopen
3. na de koop

Er zijn 3 soorten doelen die men hanteert in een marketingplan. Wat is de juiste volgorde van deze doelen?

1. ondernemingsdoel, communicatiedoel, marketingdoel
2. marketingdoel, communicatiedoel, ondernemingsdoel
3. ondernemingsdoel, marketingdoel, communicatiedoel
4. communicatiedoel, marketingdoel, ondernemingsdoel

welke is/zijn juist:
stelling 1: een bedrijf beschrijft in de missie wat zij willen bereiken in de toekomst
stelling 2: in de missie geeft een bedrijf antwoord op de vraag: waarom doen we wat we doen?

1. 1 is juist
2. 2 is juist
3. beide zijn juist
4. beide zijn onjuist

een marketingplan is een analyse van de:

1. interne omgeving
2. externe omgeving
3. beide

bij tactische marketingplanning maakt men een planning voor de duur van:

1. minder dan 1 jaar
2. 1-5 jaar
3. langer dan 5 jaar

welke is/zijn juist:
stelling 1: de core business van ROC midden Nederland is onderwijs aanbieden
stelling 2: de core business betreft de kernactiviteiten van een onderneming

1. 1 is juist
2. 2 is juist
3. beide zijn juist
4. beide zijn onjuist

de betekenis van de afkorting U.S.P.

1. Ultimate Selling Point
2. Uiterste verkoopdatum
3. Unique Selling Point

Een bedrijf kiest ervoor om ieder segment op een andere manier te benaderen. Dit is een vorm van:

1. ongedifferentieerde marketing
2. gedifferentieerde marketing
3. geconcentreerde marketing
4. ongeconcentreerde marketing

HEMA wil inspelen op de nieuwste ontwikkelingen en komt met een klantenkaart. Op welke ontwikkeling van de DESTEP-analyse speelt de HEMA in?

1. demografische
2. economische
3. sociaal-cultureel
4. technologische

Gillette richt zich alleen op de doelgroep mannen. Welke segmentatiestrategie hanteert Gillette?

1. ongedifferentieerde marketing
2. gedifferentieerde marketing
3. geconcentreerde marketing
4. ongeconcentreerde marketing

De segmentatiecriteria zoals: demografisch, geografisch, sociaal-economische, psychologische, gedrag zijn een onderdeel van:

1. afnemersanalyse
2. bedrijfstakanalyse
3. concurrentieanalyse
4. doelgroepanalyse

Een bedrijf kiest ervoor om de doelgroep te benaderen met dezelfde marketingstrategie. Het bedrijf maakt dus geen onderscheid in de doelgroep. Dit is een vorm van:

1. ongedifferentieerde marketing
2. gedifferentieerde marketing
3. geconcentreerde marketing
4. ongeconcentreerde marketing

reclame heeft 4 taken te weten:

1. belangstelling opwekken, (merk) voorkeur scheppen, verkoop, relatie onderhouden
2. contact leggen, belangstelling opwekken, (merk) voorkeur scheppen, verkoop
3. contact leggen, belangstelling opwekken, (merk) voorkeur scheppen, relatie onderhouden

reclame die gemaakt wordt namens een groep of een organisatie heeft:

1. collectieve reclame
2. thema reclame
3. coöperatieve reclame
4. combinatiereclame