21-03-2024 - les 3

Today's planning:
Today's planning:
- Vocab 3 (optioneel)
- Past Simple vs Present Perfect
- Bezig met de opdrachten
- Continue reading


1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Today's planning:
Today's planning:
- Vocab 3 (optioneel)
- Past Simple vs Present Perfect
- Bezig met de opdrachten
- Continue reading


Slide 1 - Slide

Hoeveel lessen nog tot het proefwerk?

7

Slide 2 - Slide

Past Simple vs Present Perfect

Slide 3 - Slide

Past Simple
- Wanneer gebruik je de Past Simple?

-  Hoe maak je de Past Simple?

- Hoe kan je de Past Simple herkennen?

Slide 4 - Slide

Past Simple
PAST SIMPLE

Slide 5 - Slide

Ken je het rijtje nog?
Alleen gebruik je in de v.t. (verleden tijd) was/were
onthoudt het rijtje: 
I ---> was  
you ---> were 
he/she/it --->was 
we ---> were 
they ---> were 

Slide 6 - Slide

Signaalwoorden 
Waar kan ik de past simple aan herkennen?

Past simple: when, yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.



Slide 7 - Slide

PAST SIMPLE:

In welke zin wordt de Past Simple op de juiste manier gebruikt?

A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Do you always eat breakfast in the morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?

Slide 8 - Quiz

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I lived in Purmerend in 2010.
B
I was living in Purmerend.

Slide 9 - Quiz

Past simple
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I have moved to Utrecht for 13 years.
B
I was moving to Utrecht.
C
I moved to Utrecht in 2010
D
I am moving to Utrecht.

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een zin in de past simple?
A
I walk to school.
B
I walked to school.
C
I have walked to school.
D
I was walking to school.

Slide 11 - Quiz

Present Perfect

Present Perfect

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

De present perfect Geeft aan dat.......


iets in het verleden is gebeurd, maar dat het effect ervan nog steeds relevant is in het heden



Example:
Ik heb vorige week mijn been gebroken, daar heb ik nu nog steeds veel last van

Slide 14 - Slide

Present perfect

Slide 15 - Slide


Present perfect
Wanneer gebruik je de Present perfect?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is / connectie met nu.

Slide 16 - Quiz

PRESENT PERFECT
in welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
We have not visited Amsterdam.
B
We hasn't visited Amsterdam.
C
We have not been visiting Amsterdam.
D
We visited Amsterdam.

Slide 17 - Quiz

PRESENT PERFECT:
welk werkwoord is ALTIJD aanwezig in
de present perfect?
A
do of does
B
am of are
C
have of has
D
was of were

Slide 18 - Quiz

PRESENT PERFECT:
in welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
She was working until late.
B
She worked until late.
C
She has worked until late.
D
She has been working until late.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Continue reading!


The time is TICKING

Slide 21 - Slide