Economie Havo3, geldfuncties en soorten geld

H3 § 4
De functies van geld en verschillende soorten geld.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

H3 § 4
De functies van geld en verschillende soorten geld.

Slide 1 - Slide

Intrinsieke waarde van geld
Nominale waarde van geld

Interne waarde van geld

Externe waarde van geld
Waarde dat op het geld staat aangegeven
De materiaalwaarde van het geld
de hoeveelheid goederen en diensten die je in je eigen land met een euro kunt kopen
De hoeveelheid buitenlands geld die je met een euro kunt kopen

Slide 2 - Drag question

Leerdoelen 
Aan het einde van de les kan de leerling de drie verschillende geldfuncties opnoemen.
Aan het einde van de les weet de leerling het verschil tussen giraal en chartaal geld.

Slide 3 - Slide

Drie geldfuncties
1. De ruilfunctie, wanneer je bijv. goederen ruilt tegen geld.
2. De rekenfunctie, je kan berekenen hoeveel jij met je loon kan kopen.
3. De oppotfunctie (spaarmiddel), je kan geld ook sparen.

Slide 4 - Slide

Soorten geld
1. Chartaal geld, bankbiljetten en munten.
2. Giraal geld, geld dat op rekeningen staat.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Je koopt in de winkel een nieuwe broek en betaalt met je pinpas.
Van welke geldfunctie is er sprake?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
C
Ruilmiddel
D
Rekenmiddel

Slide 7 - Quiz

Een broodje kaas is net zo duur als een broodje ham.
Van welke geldfunctie is er sprake?
A
Oppotmiddel
B
Ruilmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 8 - Quiz

Joep koopt een broek van €50, deze betaalt hij met een biljet van €50.
Van welk soort geld maakt hij gebruik?
A
Giraal geld
B
Chartaal geld

Slide 9 - Quiz

Welk soort geld gebruik jij het meeste?
Chartaal
Giraal

Slide 10 - Poll

Terugblik leerdoelen
Aan het einde van de les kan de leerling de drie verschillende geldfuncties opnoemen.
Aan het einde van de les weet de leerling het verschil tussen giraal en chartaal geld.

Slide 11 - Slide