Taalverwantschap

1 / 54
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke ta(a)l(en) spreek jij?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

1. Er zijn _ talen in de wereld.
A
+/- 5000
B
+/- 6000
C
+/- 7000
D
+/- 8000

Slide 4 - Quiz

2. Het Nederlands behoort tot een groep van _ talen die overeenkomsten vertonen.
A
50
B
230
C
310
D
400

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

4. In het begin v/d 21ste E spraken +/- _ mensen een Indo-Europese taal. Dit was bijna _ v/d wereldbevolking.
A
1 miljoen / 10%
B
1 miljard / 10%
C
3 miljard/ 50%
D
6 miljard / 80%

Slide 7 - Quiz

5a. Veel mensen spreken een Indo-Europese taal als 2de taal, vaak is dat het _.

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

6. Grote groepen Indo-Europeanen brachten tussen _ & _ het I-E naar Noord- & West-Europa vanuit Zuid-_.
A
3000 & 2000 v.C./Rusland
B
3000 & 2000 v.C / Spanje
C
2000 & 1000 v.C./Rusland
D
2000 & 1000 v.C./Spanje

Slide 10 - Quiz

7. Naarmate de I-E talen zich verder verspreidden over Europa, verdrongen ze niet alleen de talen uit andere _ die daar al werden gesproken, maar soms ook elkaar.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Germaanse klankverschuiving
  • Stemloze plofklanken worden stemloze wrijfklanken
               bv. pater --> father
  • Stemhebbende plofklanken worden stemloze plofklanken             bv. *wodr --> water

Slide 13 - Slide

9a. In de 16de E brak het tijdperk van Europese _ aan.

Slide 14 - Open question

9b. Deze I-E talen
verspreidden zich:

Slide 15 - Mind map

9c. Hierdoor heeft ongeveer _ v/d wereldbevolking een I-E taal als moedertaal.
A
een kwart
B
de helft
C
3/4
D
60%

Slide 16 - Quiz

10a. Volgende talen behoren
tot de Oeralische familie:

Slide 17 - Mind map

10b. Het _ is een geïsoleerde taal, waarvan geen variant ontdekt is.
A
Catalaans
B
Beiers
C
Cypriotisch
D
Baskisch

Slide 18 - Quiz

10c. Volgende talen behoren
tot de Altaïsche talen:

Slide 19 - Mind map

11. Sommige taalwetenschappers beweren dat v/d 7000 talen over heel de wereld over 100 jaar _% zal uitgestorven zijn.
A
25
B
50
C
90
D
95

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

12. Het doel van de historisch-vergelijkende taalwetenschap is het aantonen van taalverwantschap & de reconstructie van _.
A
prototalen
B
talen
C
taaluitingen
D
culturele taaluitingen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

1a. Tegenwoordig spreken +/- _ mensen een variant van het Nederlands.
A
21 miljoen
B
22 miljoen
C
23 miljoen
D
24 miljoen

Slide 25 - Quiz

1b. Het Nederlands is
een officiële taal in

Slide 26 - Mind map

2a. Het begin van het Oudnederlands wordt door taalkundigen rond _ gesitueerd.
A
500 à 600
B
600 à 700
C
700 à 800
D
800 à 900

Slide 27 - Quiz

2b. Oorzaak: de tweede of _ klankverschuiving zorgde voor de splitsing tussen het Hoogduits enerzijds, & het Nederlands & Nederduits anderzijds.
A
Hoogduitse
B
Nederlandse
C
Nederduitse
D
Duitse

Slide 28 - Quiz

2c. De periode eindigt rond _.
A
1100
B
1150
C
1170
D
1200

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

4b. De glossen komen uit de Lex Salica, een _ tekst uit de 6de E. Soms werden vertalingen toegevoegd voor wie geen _ kende.
A
Latijnse / Latijn
B
Salische / Salisch
C
Frankische / Frankisch
D
Merovingische / Merovingisch

Slide 32 - Quiz

5a. Verder staan er weinig overgeleverde Oudnederlandse teksten ter beschikking omdat er in de vroege middeleeuwen een vertellerscultuur bestond: verhalen werden in de eerste plaats _.

Slide 33 - Open question

5b. De gemiddelde persoon kon niet _ & _,

Slide 34 - Open question

5c. dat konden enkel de _ & _,

Slide 35 - Open question

5d. en zij gebruikten in de eerste plaats het _.
A
Oudnederlands
B
Frans
C
Hoogduits
D
Latijn

Slide 36 - Quiz

6a. De term Middelnederlands is een verzamelnaam voor een groot aantal dialecten die binnen de grenzen van het huidige Nederlandse taalgebied tussen _ & _ werden gesproken.
A
1170 & 1500
B
1100 & 1500
C
1170 & 1200
D
1100 & 1170

Slide 37 - Quiz

6b. Met de opkomst van de steden (_E) werd onze eigen taal belangrijker.
A
10e
B
12e
C
13e
D
14e

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

7a. De periode van het Nieuwnederlands situeren we van _ tot nu.
A
1170
B
1200
C
1450
D
1500

Slide 40 - Quiz

7b. De uitvinding van de _ omstreeks 1450 zorgde ervoor dat het geschreven woord binnen ieders bereik kwam.

Slide 41 - Open question

7c. Van het Middelnederlands _ bleef niet veel meer over, we noemen dit deflexie.

Slide 42 - Open question

7d. Verder was de belangrijkste verandering de _ waarbij de klinkers als tweeklanken (diftongen) worden uitgesproken.

Slide 43 - Open question

Slide 44 - Slide

8b. Verder valt de _ uit het Middelnederlands weg.
A
vrijheid op gebied van spelling
B
dubbele ontkenning
C
inclinatie
D
verdoffing onbeklemtoonde lettergrepen

Slide 45 - Quiz

9a. In de 19e & 20e E zien we een toenemende invloed van het _.
A
Frans
B
Engels
C
Arabisch
D
Turks

Slide 46 - Quiz

9b. Geef voorbeelden
voor 9a

Slide 47 - Mind map

9c. Vroeger kwamen leenwoorden eerder uit het _.
A
Frans
B
Engels
C
Arabisch
D
Turks

Slide 48 - Quiz

9d. Geef voorbeelden
voor 9c

Slide 49 - Mind map

9e. Recenter merk je een toename
van het aantal woorden overgenomen
van de _ (jongeren)talen.

Slide 50 - Mind map

9f. Geef voorbeelden
voor 9e

Slide 51 - Mind map

9g. Geef een ander
woord voor gehandicapte.

Slide 52 - Mind map

9h. Geef een ander
woord voor stiefmoeder.

Slide 53 - Mind map

Slide 54 - Slide