HERHALING
1 / 20
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Noteer 2 andere woorden voor "WATER"
Slide 3 - Open question
Hydro-apparatuur werkt vrijwel altijd.....
A
kalmerend
B
stimulerend
C
regenererend
D
hydraterend
Slide 4 - Quiz
Welk hydro-apparaat werkt hydraterend en kalmerend?
A
waterdampapparaat
B
ozondampapparaat
C
koeldampapparaat
D
gezichtssauna
Slide 5 - Quiz
Welk hydro-apparaat werkt verwarmend, verwekend en desinfecterend ?
A
waterdampapparaat
B
ozondampapparaat
C
koeldampapparaat
D
gezichtssauna
Slide 6 - Quiz
Noteer 2 contra-indicaties voor warme hydro-apparatuur voor het gelaat.
Slide 7 - Open question
Welke hydro-massage apparatuur
ken je?
ken je?
Slide 8 - Open question
Wat is het verschil tussen een Turks stoombad en een Finse sauna? Sleep de items naar de juiste plek...
Finse Sauna
Turks stoombad
90-100 oC
45-48 oC
vochtige lucht
drogere lucht
houten cabine
Kunststof of betegelde cabine
Slide 9 - Drag question
Slide 10 - Slide
Wat betekent "MECHANO"?
Slide 11 - Open question
Welke werking heeft mechano-apparatuur?
A
reinigend of hydraterend
B
reinigend of
kalmerend
C
reinigend of
masserend
D
reinigend of
zuiverend
Slide 12 - Quiz
Welke borstel of welk opzetstuk gebruik je voor welke behandeling?
Massage
Uitwerken van reinigingsproduct of peeling
Slijpbehandeling
Kleine of iets grotere zachte borstel
Sponsje
Slijpsteentje
Grotere borstels
Slide 13 - Drag question
twee apparaten die onder mechanoapparatuur vallen;
A
Borstelapparaat, vacuümzuigapparaat
B
ultrasoonreiniger, lichaamsvibrator
C
hoogfreqentieapparaat, borstelapparaat
Slide 14 - Quiz
Noteer 2 mechano-apparaten die goed panniculose kunnen bestrijden.
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Wat is hygiëne?
A
poetsen
B
kweken van penicilline in je ijskast
C
maatregelen die genomen worden om micro-organismen te voorkomen
D
een ander ziek maken
Slide 17 - Quiz
Wat is een voorbeeld van arbeidsomstandigheden?
A
de mate waarin je met collega’s moet samenwerken
B
de uitkeringen waar je recht op hebt
C
de werkloosheid in een regio
D
de werkdruk binnen een bedrijf
Slide 18 - Quiz
Wie is verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden?
A
De directie
B
Het management
C
Werknemers
D
A, B, C zijn allen juist
Slide 19 - Quiz
Wie is/zijn volgens de Arbowet verantwoordelijk voor goede arbeidsomstandigheden?
A
de overheid
B
de werkgever
C
de werkgever en de werknemer
D
de werknemer
