3.1 sparen VWO

3 Omgaan met geld
3.1 sparen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3 Omgaan met geld
3.1 sparen

Slide 1 - Slide

3.1 Sparen
  •  Je kunt uitleggen dat mensen tijdens hun leven verschillende financiële beslissingen nemen en waarom mensen sparen.  
  • Je kunt uitleggen wat rente is en berekeningen maken met rente, inclusief rente op rente.  
  • Je kunt uitleggen hoe inflatie en rente samen de reële rente bepalen.  

Slide 2 - Slide

3.1 Sparen
Levensloop

De levensloop is het totaal van financiële 
beslissingen die je maakt tijdens je leven, 
zoals werken, sparen en uitgeven.




Slide 3 - Slide

3.1 Sparen
Sparen



Sparen betekent dat je geld niet meteen uitgeeft, maar apart zet voor later, bijvoorbeeld op een spaarrekening.

Slide 4 - Slide

Sparen = uitstel van consumptie
Sparen is het niet uitgeven van een deel van het inkomen.

Slide 5 - Slide

3.1 Sparen
Spaarmotieven

Er zijn verschillende spaarmotieven waarom mensen kiezen om te sparen:

  • Sparen voor een doel, zoals het kopen van een nieuwe telefoon.
  • Sparen uit voorzorg, om onverwachte kosten te kunnen betalen, zoals een kapotte wasmachine.
  • Sparen voor rente, zodat je extra geld kunt verdienen op je spaargeld.

Slide 6 - Slide

Laura is bang dat haar computer binnenkort kapot gaat, hiervoor legt zij nu alvast geld apart. Welk spaarmotief heeft Laura
A
Sparen voor een doel
B
Sparen uit voorzorg
C
Sparen voor rente

Slide 7 - Quiz

3.1 Sparen
Rente

Rente is de vergoeding die je ontvangt van de bank als je spaart, of betaalt als je geld leent. Hoe hoger de rente, hoe meer je ontvangt of betaalt.


Slide 8 - Slide

3.1 Sparen
Enkelvoudige rente

Enkelvoudige rente wordt berekend over het oorspronkelijke bedrag dat je hebt gespaard. Bij enkelvoudige rente groeit je spaargeld dus niet door de eerder ontvangen rente.

Slide 9 - Slide

3.1 Sparen
Enkelvoudige rente 

Je spaart €1.200. Je ontvangt 4% rente van de bank. Hoeveel euro heb jij na een jaar op je spaarrekening? Ga uit van enkelvoudige rente.

  • Antwoord: €1.200 : 100 x 4= €48 + €1.200= € 1.248

Slide 10 - Slide

3.1 Sparen
Enkelvoudige rente 
Jan heeft van zijn opa €500 gekregen voor zijn verjaardag. Hij kiest ervoor om het geld te sparen. Hij zet het geld op een spaarrekening. Hij ontvangt 2,5% rente. 

Hoeveel staat er op zijn rekening na 3 jaar?

  • Optie 1: €500 : 100 x 2,5 = 12,5 x 3 jaar= 37,5 + 100= 137,5 euro na 3 jaar. 

Slide 11 - Slide

3.1 Sparen
Aan de slag!



Maken opdracht: 2, 4, 7, 8 en 9

Slide 12 - Slide

3 Omgaan met geld
3.1 sparen

Slide 13 - Slide

3.1 Sparen
  •  Je kunt uitleggen dat mensen tijdens hun leven verschillende financiële beslissingen nemen en waarom mensen sparen.  
  • Je kunt uitleggen wat rente is en berekeningen maken met rente, inclusief rente op rente.  
  • Je kunt uitleggen hoe inflatie en rente samen de reële rente bepalen.  

Slide 14 - Slide

3.1 Sparen
Samengestelde rente

Samengestelde rente betekent dat je rente ontvangt over het oorspronkelijke bedrag én over de eerder ontvangen rente (dus rente op rent). Door samengestelde rente groeit je spaargeld sneller.

Slide 15 - Slide

3.1 Sparen
Samengestelde rente 
Anna heeft €1.250 gekregen voor haar verjaardag. Ze besluit om dat geld op een spaarrekening te zetten tegen 3% rente. Ga uit van samengestelde rente.

Bereken hoeveel euro Anna na 2 jaar op haar spaarrekening heeft.
  • Antwoord: jaar 1 €1.250 x 1,03= 1287,5 Jaar 2 €1.287,5 x 1,03= €1326,13
  • OF
  • €1.250 x 1,03^2= €1.326,13
 

Slide 16 - Slide

3.1 Sparen
Samengestelde rente

Necati heeft €2.750 op zijn spaarrekening. De bank geeft hem 3,5% rente per jaar. Ga uit van een samengestelde rente.

Bereken hoeveel euro Necati na 5 jaar op zijn spaarrekening heeft.

  • Antwoord: €2.750 x 1.035^5= €3.266,14

Slide 17 - Slide

3.1 Sparen
Reële rente

De reële rente houdt rekening met inflatie. Je berekent de reële rente door het inflatiepercentage van de nominale rente af te halen. Zo weet je met de reële rente hoeveel je spaargeld écht waard wordt.

Slide 18 - Slide

3.1 Sparen
Reële rente

CBS maakt bekend dat de inflatie in 2024 2% bedraagt. Jij hebt geld op een spaarrekening gezet tegen 4% rente.

Bereken de reële rente van 2024.

  • Antwoord: 104 : 102 x 100= 101,96, Dus de reële rente is 1,96%

Slide 19 - Slide

3.1 Sparen
Aan de slag!



Maken opdracht: 10, 11, 12, 14 en 15

Slide 20 - Slide

3.1 Sparen
  •  Je kunt uitleggen dat mensen tijdens hun leven verschillende financiële beslissingen nemen en waarom mensen sparen.  
  • Je kunt uitleggen wat rente is en berekeningen maken met rente, inclusief rente op rente.  
  • Je kunt uitleggen hoe inflatie en rente samen de reële rente bepalen.  

Slide 21 - Slide