Theorie v/d Rijtaak 01

Welke keuze is juist? Je ziet een weg met 3 sloten. Aan weerszijden zie je dus water. Voorts zie je in het midden ook water. De wegen worden dus gescheiden door water. In het midden zie je 2 onderbroken strepen.
A
2 wegen , 2 rijbanen en 4 rijstroken.
B
1 weg 2 rijbanen en 4 rijstroken.
C
1 weg en 2 rijbanen.
1 / 51
next
Slide 1: Quiz
rijopleidBeroepsopleiding

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke keuze is juist? Je ziet een weg met 3 sloten. Aan weerszijden zie je dus water. Voorts zie je in het midden ook water. De wegen worden dus gescheiden door water. In het midden zie je 2 onderbroken strepen.
A
2 wegen , 2 rijbanen en 4 rijstroken.
B
1 weg 2 rijbanen en 4 rijstroken.
C
1 weg en 2 rijbanen.

Slide 1 - Quiz

Je ziet een weg. In het midden zie je een berm. Je ziet twee rijbanen met onderbroken strepen . Welke keuze is juist.
A
2 wegen, 2 rijbanen en 4 rijstroken.
B
1 weg 2 rijbanen en geen rijstroken.
C
1 weg 2 rijbaan en 4 rijstroken.

Slide 2 - Quiz

Je ziet een ophaalbrug. Je ziet bord F6 . Ook zie je een bord verboden voor voertuigen of samenstel van voertuigen met een maximum van zoveel ton. Hoort deze brug volgens de WVW 1994 bij de weg?
A
Nee, want ophaalburg hoort niet bij de weg.
B
Nee, want het staat niet open voor het openbaar rij of ander verkeer.
C
Ja, want bruggen en duikers maken eveneens deel uit van de weg.

Slide 3 - Quiz

Een personenauto en een fietser naderen een kruispunt
De fietser verleent de personenauto geen voorrang, waardoor een ongeval plaatsvindt met de desbetreffende fietser. Wie is civielrechtelijk aansprakelijk volgens de WVW 1994?
A
Personenauto is aansprakelijk, tenzij overmacht kan worden aangetoond.
B
Personenauto is altijd aansprakelijk.
C
Fietser is aansprakelijk.

Slide 4 - Quiz

Een voetganger veroorzaakt door onzeker gedrag een aanrijding tussen een personenauto en een bromfiets. De bromfiets raakt beschadigd . Mag de voetganger de plaats van het ongeval verlaten?
A
Ja, als hij zijn identiteit heeft bekendgemaakt.
B
Ja, want hij is niet bij de aanrijding betrokken.
C
Ja, want hij heeft zelf geen schade of letsel opgelopen.

Slide 5 - Quiz

Wie is volgens de WVW 1994 juridisch bestuurder?
A
leerling op een lesmotor.
B
leerling in een lesauto.
C
leerling in een lesauto tijdens praktijkexamen.

Slide 6 - Quiz

Wie is volgens WVW 1994 niet de wettelijke (aansprakelijke) bestuurder van een motorrijtuig?
A
Een leerling in een auto.
B
Leerling op een lesmotor.
C
Een leerling op de motor , met achterop een instructeur met dubbele bediening.

Slide 7 - Quiz

Een personenauto wordt gesleept door een andere personenauto . Wat is de gesleepte personenauto volgens de Wegenverkeerswet 1994?
A
Personenauto is een motorrijtuig.
B
Personenauto is een aanhangwagen.
C
Personenauto is een voertuig.

Slide 8 - Quiz

Welke van de onderstaande situaties is volgens de WVW 1994 strafbaar?

A
Personenauto die invoegt op de doorgaande weg hindert tijdens het invoegen.
B
De personenauto die een fietser geen voorrang verleent terwijl die van rechts komt.
C
De personenauto die na het inhalen gelijk en vlak voor de auto terugkomt (afsnijden).

Slide 9 - Quiz

Tijdens controle blijkt dat uw leerling alcohol heeft genuttigd. Na onderzoek blijkt dat hij een alcohol promillage van 345 ug heeft. Wie krijgt een rijverbod?
A
Rijinstructeur.
B
leerling.
C
leerling en rij instructeur.

Slide 10 - Quiz

Voor hoe lang mag een rijverbod maximaal worden afgegeven.
A
24 uur.
B
12 uur.
C
48 uur.

Slide 11 - Quiz

Wie mag het rijbewijs invorderen.
A
Bevoegd opsporingsambtenaar.
B
De rechter.
C
Verkeersregelaar.

Slide 12 - Quiz

Een rijinstructeur wordt s ’nachts om 01.00 uur aangehouden. Hij heeft te veel gedronken. Hij krijgt een rijverbod van 8 uur . Om 8.00 uur moet hij rijles geven. Mag hij rijles geven.
A
Ja, hij heeft een rijverbod als feitelijke bestuurder gekregen.
B
Nee, hij heeft een rijverbod van 8 uur.
C
Nee, hij heeft een totaal rijverbod.

Slide 13 - Quiz

Door wie kan een maatregel "Ontzegging Besturen Motorrijtuig" worden opgelegd.
A
Bevoegde opsporingsambtenaar.
B
De officier van Justitie.
C
De rechter.

Slide 14 - Quiz

Een 21 jarige rijinstructeur geeft les aan een leerling. Tijdens alcoholcontrole blijkt dat de rijinstructeur 0,3 promille heeft gedronken. Wat is het gevolg van deze overtreding.
A
Rijinstructeur is strafbaar.
B
Leerling is strafbaar.
C
Beiden zijn strafbaar.

Slide 15 - Quiz

Een rijinstructeur krijgt ontzegging besturen van motorrijtuig van een rechter. Mag de rijinstructeur lesgeven.
A
Ja, alleen als hij geen demonstratie geeft.
B
Nee, hij mag geen rijlesgeven.
C
Ja, want hij rijdt niet.

Slide 16 - Quiz

Een rijinstructeur wordt aangehouden in verband met rijden onder invloed van alcoholhoudende drank. De rijinstructeur krijgt een rijverbod. Wat mag deze persoon niet besturen.
A
Voertuig.
B
Motorvoertuig.
C
Motorrijtuig.

Slide 17 - Quiz

Welke gegevens staan er op kentekenbewijs deel 1 b?
A
De te naam stelling.
B
De naam van de bestuurder van de auto.
C
De technische gegevens van de auto.

Slide 18 - Quiz

Wanneer verliest het kentekenbewijs zijn geldigheid?
A
Ingeval van schorsing of onbevoegd wijzigingen aanbrengen.
B
Ingeval van verkoop.
C
Als het kentekenbewijs is ingevorderd.

Slide 19 - Quiz

Op welk deel van het kentekenbewijs staan de gegevens van het voertuig?
A
1b.
B
1a.
C
1c.

Slide 20 - Quiz

Je ziet een touringcar met een sticker 100 km p/u. Hoe kan je vaststellen of de bus een T-100 bus is.
A
Stickers aan de achterzijde van het voertuig.
B
Kentekenbewijs uit het kentekenregister..
C
Beide.

Slide 21 - Quiz

Personenauto met benzinemotor is 4 jaar oud. Het voertuig is niet APK gekeurd. Hoelang mag je nog met deze auto rijden?
A
2 maanden.
B
Je mag niet met dit voertuig rijden, behalve als je naar de garage rijdt voor keuring.
C
1 maand.

Slide 22 - Quiz

Wat voor codering kan op het rijbewijs worden vermeld.
A
Geldigheidsduur.
B
Regiobeperking.
C
B-E.

Slide 23 - Quiz

Welke code kan er op een rijbewijs staan?
A
Geldigheid.
B
E achter B.
C
Bril of contactlenzen.

Slide 24 - Quiz

Je ziet een foto met een tractor. Wanneer is dit voertuig kentekenplichtig?
A
Alle motorrijtuigen moeten voorzien zijn van kenteken.
B
Als het voertuig niet bestemd is om op de openbare weg te rijden is het niet kentekenplichtig.
C
Alle voertuigen met een beperkte snelheid zijn niet kentekenplichtig.

Slide 25 - Quiz

Auto weegt 1.600 kg en de aanhangwagen weegt 2.200 kg. Welke rijbewijs is vereist?
A
B + E.
B
B.
C
C+E.

Slide 26 - Quiz

Je rijdt met een auto en aanhangwagen met een totale massa van 3459 KG. Welke rijbewijs is vereist?
A
B.
B
C.
C
B+E.

Slide 27 - Quiz

Je ziet een blauwe kermiswagen met een aanhangwagen. Trekkend voertuig is 2000kg en aanhangwagen is 3200 kg. Welk rijbewijs is vereist.
A
B.
B
BE.
C
CE.

Slide 28 - Quiz

Welke rijbewijs is vereist? Opmerking: personenauto is een grote personenauto maar er staat duidelijk een personenauto,
Aanhangwagen 704 kg + Personenauto 2900 kg.
A
Rijbewijs B.
B
Rijbewijs B+E.
C
Rijbewijs C+E.

Slide 29 - Quiz

Een persoon heeft het rijbewijs in Duitsland behaald op 01/07/2010. Vervolgens heeft hij het rijbewijs omgewisseld in een Nederlands rijbewijs op 01/07/2011. Tot wanneer is hij beginnende bestuurder.
A
Tot 01/07/2015.
B
Tot 01/07/2016.
C
Tot 01/07/2021.

Slide 30 - Quiz

Een persoon is 63 jaar oud. Voor hoe lang wordt zijn rijbewijs verlengt? Het betreft cat. B.
A
Tot 65 jaar.
B
Tot 67 jaar.
C
Voor 10 jaar.

Slide 31 - Quiz

Iemand krijgt op zijn 48ste jaar een rijbewijs voor de categorie B. Hoe lang is dat rijbewijs geldig?
A
Tot zijn 55e levensjaar.
B
Tot zijn 70ste levensjaar.
C
10 jaar vanaf de dag van afgifte.

Slide 32 - Quiz

Vanaf welke leeftijd mag je deelnemen aan
het 2-to-drive programma voor wat betreft praktijklessen.
A
17,5 jaar.
B
16,5 jaar.
C
16 jaar.

Slide 33 - Quiz

Een leerling heeft zich aangemeld voor 2 to drive. Wanneer moeten de deelnemers zich aanmelden bij RDW.
A
Als hij 17 jaar oud is.
B
Voordat hij het rijbewijs ophaalt.
C
Als hij het examen heeft gehaald.

Slide 34 - Quiz

Een 17 jarige is in het bezit van een rijbewijs categorie B. Hij dient onder begeleiding te rijden. De begeleider moet 27 jaar of ouder zijn en ten minste 5 jaar in het bezit zijn van een geldig rijbewijs. Wat moet op de begeleiders pas staan.
A
De namen van zijn begeleiders.
B
Onder andere de naam van de begeleider die op dat moment naast hem/haar zit.
C
Naam van de 17 jarige.

Slide 35 - Quiz

Een 17e jarige is inmiddels in het bezit van een rijbewijs. Waar mag hij allemaal rijden.
A
In Nederland.
B
In EU landen.
C
In alle landen, waar Nederland een verdrag mee heeft.

Slide 36 - Quiz

Wat is het doel van 2 to drive.
A
Dat de niet 18 jarige onder begeleiding van een coach rijervaring opdoet voordat hij geheel zelfstandig auto gaat rijden.
B
Zelfstandig autorijden.
C
Onder begeleiding autorijden.

Slide 37 - Quiz

Hoeveel personen mogen zich opgeven als begeleider van een persoon die meedoet met het project 2two drive.
A
1 persoon.
B
5 personen.
C
Tussen 1 en 5 personen.

Slide 38 - Quiz

Wat zal de sanctie zijn als een 17 jarige auto gaat rijden zonder begeleiding.
A
Krijgt een sanctie opgelegd door de rechter.
B
Rijbewijs wordt ingevorderd en ongeldig verklaard.
C
Ontzegging van de rijbevoegdheid.

Slide 39 - Quiz

Een persoon volgt de opleiding tot rijinstructeur. Indien hij een onderdeel succesvol heeft afgerond wordt door IBKI een deel- certificaat uitgereikt. Voor wie is dit certificaat bestemd.
A
Voor de rijinstructeur in opleiding.
B
Voor de opleider.
C
Certificaat is slechts noodzakelijk indien men stage gaat lopen.

Slide 40 - Quiz

Een persoon is 16 jaar oud. Wat mag hij besturen?
A
Tractor, heftruck, brommobiel.
B
Heftruck, gehandicaptenvoertuig met motor.
C
Stoom en motorwalsen.

Slide 41 - Quiz

Aan welke eisen moet een gezondheidsverklaring voldoen.
A
Moet ondertekend te zijn.
B
Moet na je 70 jaar te worden ingeleverd.
C
Een van de vragen moet met ja worden beantwoord.

Slide 42 - Quiz

Hoe lang is een medische verklaring geldig.
A
14 dagen.
B
30 dagen.
C
1 jaar.

Slide 43 - Quiz

In welk geval zal de kandidaat moeten afrijden bij de BNOR.
A
Na 3 keer te zijn gezakt voor het rijexamen binnen 5 jaar.
B
Na 4 keer te zijn gezakt voor het rijexamen binnen 5 jaar.
C
De rijschool mag bepalen.

Slide 44 - Quiz

De examinator gaat met de leerling examen rijden. Wanneer mag de examinator vroegtijdig de rit staken volgens het CBR reglement?
A
Als de leerling de bijzondere verrichtingen niet kan uitvoeren.
B
Wanneer de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht.
C
Als de leerling te veel veiligheidsfouten maakt.

Slide 45 - Quiz

Een kandidaat beantwoordt één of meer vragen op de eigen verklaring voor het CBR met 'ja'. Wat moet de keurende arts nu doen?
A
Een verklaring van ongeschiktheid afgeven.
B
Op de eigen verklaring een aantekening maken over de ernst van de afwijking.
C
Telefonisch aan de arts van het CBR melden wat de afwijking inhoudt.

Slide 46 - Quiz

Een persoon is in het bezit van een Nederlands rijbewijs. Hij gaat net over de grens in Duitsland wonen. Wat moet hij doen voor wat betreft het omwisselen van het Nederlands rijbewijs.
A
Hij moet omwisselen in een Duits rijbewijs en hij mag het Nederlands rijbewijs behouden.
B
Hij moet het rijbewijs omwisselen en het Nederlands rijbewijs wordt ongeldig verklaard.
C
Hij moet het rijbewijs omwisselen en het Nederlandse rijbewijs moet hij in Duitsland inleveren.

Slide 47 - Quiz

Welke van de volgende bestuurders is er strafbaar op grond van het algemene veiligheidsartikel
(art. 5 WVW 1994)?
A
Een bestuurder die bij het invoegen de doorgaande rijbaan oprijdt en een daarbij andere bestuurder hindert.
B
Een bestuurder die een fietser van rechts geen voorrang verleen.
C
Een bestuurder die na het inhalen te vroeg naar rechts gaat.

Slide 48 - Quiz

Sinds 1 juni 2004 zijn voor aanhangwagens, waarvan het totaalgewicht meer bedraagt van 750 kg, een kentekenbewijs afgegeven.
Uit welke delen bestaat dit kentekenbewijs?
A
Deel 1, deel 2 en een overschrijvingsbewijs.
B
Het kentekenwijs van het trekkend voertuig.
C
Deel 1a, deel 1b en deel 2.

Slide 49 - Quiz

Jan leent zijn onverzekerde auto uit aan Piet.
Piet rijdt met de auto op de openbare weg.
Wie is strafbaar.
A
Jan.
B
Piet.
C
Jan en Piet.

Slide 50 - Quiz

Hoe lang is het theoriecertificaat van het CBR geldig.
A
1 jaar.
B
1,5 jaar.
C
2 jaar.

Slide 51 - Quiz