2.3 Metalen / Massa en Volume (les 1)

1C - Natuur- Scheikunde

  • B: §2.2 - Metalen
  • K: §2.2 - Massa en Volume
  • Aan de slag
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Natuur- ScheikundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1C - Natuur- Scheikunde

  • B: §2.2 - Metalen
  • K: §2.2 - Massa en Volume
  • Aan de slag

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Basis:  Nakijken en uitleg Kader: aan de slag
  • Kader: uitleg Basis: aan de slag
  • Iedereen aan de slag! =) 

Slide 3 - Slide

Aan de slag!
Maken: 
(TB) blz. 21 & 22
(WB) opdr. 28 t/m 36 (blz. 17 & 18)







          
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen 


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
Uitleg basis

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Verschillende metalen hebben verschillende eigenschappen.
Welke eigenschap hebben alle metalen?
A
Alle metalen roesten.
B
Alle metalen zijn goede warmte-geleiders.
C
Alle metalen zijn magnetisch.
D
Alle metalen zijn zwaar.

Slide 7 - Quiz

Metalen zijn goede warmte-geleiders. Wat betekent dit?
A
Metalen blijven lang warm als je ze verwarmt
B
Metalen houden langer warmte vast dan niet-metalen
C
Metalen laten warmte goed door
D
Metalen laten warmte niet goed door

Slide 8 - Quiz


Metalen hebben veerkracht
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Dit is een voorbeeld van:
A
Roesten
B
Oxideren

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Hoe kun je metalen beschermen tegen oxideren
A
Laten roesten
B
Verven of verzinken
C
Verven, verzinken of verchromen
D
Primeren

Slide 15 - Quiz

Hier is ijzer aan het roesten,
hoe kun je dat voorkomen?
A
beschermen met verf
B
goed droog maken
C
ijzer goed schuren
D
ijzer goed heet maken

Slide 16 - Quiz

Aan de slag!
Maken: 
Basis: opdr. 48 t/m 53 (blz. 79 & 83)







          
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen 


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
Uitleg kader

Slide 17 - Slide

Leerdoel
  1. Je leert dat je een stof herkent aan zijn eigenschappen.
  2. Je leert dat je eigenschappen waarneemt met de zintuigen of meet met meetinstrumenten.
  3. Je leert wat het verschil is tussen voorwerpen en stoffen.

Slide 18 - Slide

STOFEIGENSCHAPPEN
Stoffen herken je aan hun eigenschappen. Voorbeelden van stofeigenschappen zijn smaak, kleur, hardheid, brandbaarheid, kookpunt en smeltpunt.

Slide 19 - Slide

Noem 3 stofeigenschappen op van glas

Slide 20 - Open question

Voorwerpeigenschap
Niet alle eigenschappen van een voorwerp kun je gebruiken om de stof te herkennen waarvan het is gemaakt.
Vorm of gewicht zijn bijvoorbeeld voorwerpeigenschappen

Slide 21 - Slide

Waarneembaar en meetbaar
Waarneembaar
eigenschappen die je waarneemt met je zintuigen, zoals kleur, geur of smaak

Meetbaar
Magnetisch, elektrische geleidend, dichtheid, kookpunt

Slide 22 - Slide

Een belangrijke stofeigenschap
DICHTHEID

Slide 23 - Slide

Massa (m)
Er is een verschil tussen massa en gewicht.
Op de maan is je massa hetzelfde, je gewicht niet. 

Massa is de hoeveelheid stof bij elkaar opgeteld, in   

kilogram(kg)

Slide 24 - Slide

Volume (V)
Volume is een woord om aan te geven hoeveel ruimte iets inneemt. 

Dit schrijven we op in      

Het volume is dan:

Als je alles in cm invult.


cm3
lengtebreedtehoogte

Slide 25 - Slide

Onderdompelmethode
Bedacht door Archimedes.

Wordt gebruikt om het volume van een lastig voorwerp te bepalen.


1L=1dm3

Slide 26 - Slide

Is vorm een stofeigenschap?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Welke grootheid is een stofeigenschap
A
Massa
B
Volume
C
Dichtheid
D
temperatuur

Slide 28 - Quiz

Welke eigenschap heeft glas?
A
Breekt niet
B
Kan tegen bijtende stoffen
C
Is erg taai
D
Smelt snel

Slide 29 - Quiz

Welk symbool hoort bij massa ?
A
M
B
N
C
m
D
G

Slide 30 - Quiz

Massa bepaal je met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 31 - Quiz

De eenheid van massa kan zijn...
A
Liter
B
Centimeter
C
Gram

Slide 32 - Quiz

Volume kun je bepalen met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 33 - Quiz

Hoe kunt je het volume van een rechthoekig voorwerp berekenen?
A
V = Πxr2
B
V = Πxr2 x h
C
V = l x b
D
V = l x b x h

Slide 34 - Quiz

beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Volume?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3

Slide 35 - Quiz