Grammatica woordsoorten 13-12

Welkom!
- Doe je telefoon in de
    telefoontas
- Leg je boeken op tafel
- Zet je tas op de grond
- Leg je etui of je  pennen op
    tafel



1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
- Doe je telefoon in de
    telefoontas
- Leg je boeken op tafel
- Zet je tas op de grond
- Leg je etui of je  pennen op
    tafel



Slide 1 - Slide

Today's planning:
De planning van vandaag:
11:45 - 12:00: Stillezen
12:00 - 12:10: Uitleg
12:10 - 12:25: Aan de slag
12:25 - 12:30: Kerstkaartjes

Slide 2 - Slide

Koppelwerkwoord
Tot nu toe kennen we:

zelfstandige werkwoorden
& hulpwerkwoorden

Zelfstandige werkwoorden zijn de belangrijkste werkwoorden in een zin. 
Je kan ze niet weglaten.

Hulpwerkwoorden ondersteunen daarbij. 

Slide 3 - Slide

Koppelwerkwoord
Daar komt nu een nieuwe werkwoordsvorm bij:

het koppelwerkwoord.

In een zin kan je dan te maken hebben met
OF een zelfstandig werkwoord OF een koppelwerkwoord, maar nooit allebei.

Daarnaast kunnen er nog hulpwerkwoorden in de zin staan. 

Slide 4 - Slide

Koppelwerkwoord
Het verschil tussen een zelfstandig werkwoord en een koppelwerkwoord is het volgende.

1. Een zelfstandig werkwoord doet iets, geeft een handeling aan.
2. Een koppelwerkwoord  is iets. Geeft een eigenschap of toestand aan het onderwerp. 

Kijk maar eens mee:

Slide 5 - Slide

Koppelwerkwoord
De flat tegenover ons huis wordt gesloopt. 
- wordt gesloopt - belangrijkste werkwoord = gesloopt, gesloopt geeft duidelijk aan dat er iets gebeurt. Er is een handeling. Is dus ZWW. 

De flat tegenover ons huis wordt erg mooi. 
- wordt - belangrijkste werkwoord is wordt. Er gebeurt niet iets. De flat = iets. Je kan het koppelwerkwoord in deze zin dus veranderen in =-teken. In dat geval is het een koppelwerkwoord. 


Slide 6 - Slide

Koppelwerkwoord
De flat tegenover ons huis wordt erg mooi. 

Daarnaast wordt er een eigenschap gekoppeld aan het onderwerp
De flat tegenover ons huis = ow
erg mooi = de eigenschap

De flat tegenover ons huis = erg mooi 

Slide 7 - Slide

Koppelwerkwoord
De koppelwerkwoorden zijn:

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen + heten, dunken en voorkomen

ZWABBELS + HDV 
(deze werkwoorden zijn niet altijd meteen een kww)

Slide 8 - Slide

Samen: zww of kww?
1. De zon schijnt fel in mijn gezicht.
2. Die man schijnt erg aardig te zijn. 
3. Vandaag wordt er een nieuw rooster gemaakt.
4. Dat feestje lijkt mij best leuk!

Slide 9 - Slide

Do the exercises
timer
15:00
Maak de opdrachten
Wat?
Hoe?

Tijd?
Hulp?

Klaar?

Resultaat?
Opdracht 1t/m 5 (blz. 61-63)
Je mag fluisteren. Als het te luid wordt, gaan jullie 5 minuten in stilte werken.  
15 minuten (Timer)
Vraag hulp aan je buurman of buurvrouw.  Wanneer die het ook niet weet, steek je je vinger op. Ik help je dan.
Je antwoorden neem je dinsdag mee naar school. Dinsdag bespreken we de antwoorden. 
Begin alvast met grammatica op blz. 94

Slide 10 - Slide

Kerstkaartjes
- Je krijgt een eigen kerstkaartje

- Het kaartje is een beetje persoonlijk, lees hem eerst zelf voordat je hem misschien aan anderen laat lezen

- Er staan wat complimentjes op over jou, je mag hier dus trots op zijn.

Slide 11 - Slide

Grammatica woordsoorten

- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- lidwoorden
- hulpwerkwoorden
- zelfstandige werkwoorden
- aanwijzend voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- voorzetsel
- bijwoord
- Koppelwerkwoord


Grammatica zinsdelen

- persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
- onderwerp
- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
- bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Slide