Oefening 1: Noteer 1 voor onderwerp, 2 voor, persoonsvorm, 3 voor ander zinsdeel tijd, 4 voor ander zinsdeel plaats, 5 voor ander werkwoord
1. De cursisten van groep twee ( ) beginnen ( ) om 13.00 uur ( ).
2. Aicha en Arnold ( ) hebben ( ) gisteren ( ) bij ons ( ) gegeten ( ).
3. De kat ( ) is ( ) op de tafel ( ) gesprongen ( ).
4. Dit ( ) is ( ) de vierde zin ( ).