Voorbereiding proefwerk Lezen H1-H6 + Woordenschat H6

Voorbereiding proefwerkweek
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorbereiding proefwerkweek

Slide 1 - Slide

Het ow van een tekst kun je in één of een paar woorden zeggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Elke alinea gaat steeds over een ander deelonderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 4 - Quiz

Aan welke drie dingen herken je een alinea?

Slide 5 - Open question

Uit welke drie delen bestaat een tekst?

Slide 6 - Open question

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 8 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 9 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Overhalen

Slide 10 - Quiz

Tekstdoel?

A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 11 - Quiz

Bedenk eens: welke strategie kun je gebruiken als je
iets opzoekt in het woordenboek?

Als ik iets opzoek in het woordenboek, gebruik ik de leesstrategie:
A
Oriënterend lezen
B
Intensief lezen
C
Globaal lezen
D
Zoekend lezen

Slide 12 - Quiz

Wat kun je in een woordenboek vinden?
A
geslacht van een woord
B
meervoudsvorm van een woord
C
spreekwoorden
D
Zowel antwoord A, B als C

Slide 13 - Quiz

Waar zoek je werkwoorden op in het woordenboek?
A
stam (enkelvoud)
B
hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Stel je wil de betekenis van 'bevond' weten. Bij welk woord kun je de betekenis van dit woord vinden?


A
bevind
B
bevond
C
bevinden
D
bevonden

Slide 15 - Quiz

Het woord 'actieve' zoek je op bij 'actief'
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Veel samengestelde woorden staan niet in een woordenboek. Hoe vind je de betekenis?
A
In het woordenboek de onbekende woorddelen opzoeken
B
In het woordenboek de bekende woorddelen opzoeken
C
Opzoeken? Waarom al die moeite doen?
D
Mevrouw Van Zutven vragen

Slide 17 - Quiz

Welk woord staat het eerst in een woordenboek?
A
bergplaats
B
politiek
C
vulpen
D
zender

Slide 18 - Quiz

Welk woord staat het eerst in een woordenboek?
A
eigenaar
B
effen
C
eerlijk
D
ezel

Slide 19 - Quiz

In een woordenboek is de eerste betekenis van een woord de goede.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz