Les 3 spelling (verkleinwoorden en meervouden)

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Een leesboek
Nieuw Nederlands boek
Schrift en pen
timer
15:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Een leesboek
Nieuw Nederlands boek
Schrift en pen
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Jeugdjournaal
Bedenk 2 inhoudelijke vragen
(waarop je zelf het antwoord ook weet)

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
1. Mededelingen
2. Terugblik
3. Lesdoel deze les
4. Verkleinwoorden en meervouden
5. Aan de slag & Numo
6.  Huiswerk en evaluatie

Slide 3 - Slide

Mededelingen
Zijn er dingen die ik moet weten?

Slide 4 - Slide

Terugblik
Ik kan hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruiken.

Slide 5 - Slide

Hoofdletters
Blz. 222
1. Aan het begin van elke zin
2. Bij namen
3. Bij woorden die van namen zijn afgeleid
4. 's Morgens (eerste woord na 's)

Slide 6 - Slide

Leestekens
Blz. 224
Punt . : bij het eindigen van een gewone zin.
Vraagteken ? : bij het eindigen van een vragende zin.
Uitroepteken ! : bij het eindigen van een uitroep.

Slide 7 - Slide

,


- Opsomming
- Tussen twee persoonsvormen
- Voor een voegwoord

Slide 8 - Slide

:
1. Als je iets aankondigt of opsomt
2. Als je iemand citeert (letterlijk overneemt wat iemand zegt)

Slide 9 - Slide

'' ...... ''
De woorden van een citaat staan tussen aanhalingstekens
(Een citaat begint altijd met een hoofdletter)

Slide 10 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1 t/m 5 van blz. 230/231

Slide 11 - Slide

Lesdoel
Ik kan meervouden en verkleinwoorden spellen.

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Maak van de woorden een verkleinwoord in het meervoud.

1: de eend – de eendjes
2: het paard –
3: het huis –
4: het kuiken –
5: het schaap –
6: de boer –
7: de schuur –
8: het weiland –




















Slide 13 - Slide

Opdracht bespreken
Wat zal het lesdoel van vandaag zijn?

Slide 14 - Slide

Meervouden
Blz. 
Als er iets meer dan een is, noem je dat meervoud.
Hoe doe je dat?
Bij een zelfstandig naamwoord zet je er -en of -s achter.
Vriend -> vrienden en kerel -> kerels

Slide 15 - Slide

Let op!
Een -f kan een -v worden: brief -> brieven.
Een -s kan een -z worden: paleis -> paleizen.
Soms verdubbeld de laatste letter (medeklinker): jas -> jassen.
Soms wordt een a, e, o of u (klinker) weggehaald: muur -> muren.
Een 's achter het enkelvoud: echo – echo’s; kiwi – kiwi’s; oma – oma’s.

Slide 16 - Slide

Verkleinwoorden
Blz. 
Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken.
Vaak doe je dit door -je erachter te zetten.

Slide 17 - Slide

Let op!
Soms moet je letters toevoegen om het goed te laten klinken.
-pje, -tje of -etje zijn daar voorbeelden van.
Bloem -> bloempje en wandeling -> wandelingetje.
Als het eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door de -k. 
Koning -> koninkje. 

Slide 18 - Slide

Let op!
Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld: pizza – pizzaatje; café - cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje.
Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: baby – baby’tje.

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken


- Werk in stilte
- Maak: 1/3 van meervouden blz. 234
1/3 van verkleinwoorden blz. 236
- Vragen? Steek je vinger op.
- Klaar? Werk in Numo.
timer
15:00

Slide 20 - Slide

Tijd over?
Numo

Slide 21 - Slide

Lesdoel
Ik kan meervouden en verkleinwoorden spellen.

Slide 22 - Slide

Evaluatie
Wat ging er goed deze les? 
Wat ging er minder goed?
Wat heb ik geleerd?

Slide 23 - Slide