les 9, woe 29 sept

1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
- corriger les devoirs (10 min)
- poser une question, grammaire I (20 min)
- écouter: ex. 31B (5 min)
- faire les devoirs.. (15 min)
Les devoirs:

faire: ex. 31CD, 32, 33 
apprendre: voca FH (MO)

Slide 2 - Slide

Poser une question
grammaire I, chapitre 3

Slide 3 - Slide

Hoe stel je een vraag?
1.  zonder een vraagwoord
2. met een vraagwoord

Slide 4 - Slide

Zonder een vraagwoord
1. De gewone zin met een vraagteken erachter.
exemple: Tu as le livre? 

2. est-ce que + gewone zin met vraagteken.
exemple: est-ce que tu as le livre?

3. inversie.
exemple: as-tu le livre?

Slide 5 - Slide

Attention!!!
- De inversie is alleen mogelijk bij een persoonlijk voornaamwoord en niet bij een naam of een zelfstandig naamwoord!

- Klinkerbotsing? voeg dan een "t" toe tussen het werkwoord en het persoonlijk voornaamwoord. 
exemple: va-il --> va-t-il 
X

Slide 6 - Slide

Met een vraagwoord
1. vraagwoord + est-ce que + gewone zin
exemple: Pourquoi est-ce que tu aimes l'école?

2. vraagwoord + gewone zin
exemple: Pourquoi tu n'aimes pas l'école?

3. gewone zin + vraagwoord
exemple: Tu habites où?

4. vraagwoord + inversie
exemple: Où vas-tu? 

Slide 7 - Slide

Het vraagwoord "quel"
- Quel(le)(s) = welke 
- maar... wordt "quel(le)(s)" gevolgd door "est/sont"? --> = wat 

- waarom heb ik (le)(s) geschreven denk je?

Slide 8 - Slide

Très bien!!
- Quel past zich aan het zelfst. nw waarbij het hoort. 
exemple: Quel est le sujet? / Quelle fille aimes-tu? 


Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
quel
quelle
Meervoud
quels
quelles

Slide 9 - Slide

Samenvatting...
Je krijgt 1 minuut om na te denken over hoe je de stof gaat samenvatten voor de rest van de klas.

Slide 10 - Slide