K 3 Les 1 du 3

K 3 Les 1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsSecondary Education

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

K 3 Les 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Herzlich wilkommen!
Was machen wir heute? 
  • Toets bespreken
  • Wortschatz
  • Wiederholen: modale Verben

Lernziel:
  • Du kannst die Wörter aus der Lernliste benutzen
  • Du kannst die modelane Verben im Präsens benutzen.


Slide 3 - Slide

Toets bespreken
Alles van tafel behalve een Potlod

Slide 4 - Slide

Unterwegs
Welche Wörter brauchen wir?

Slide 5 - Slide

Wortschatz
Was?
Seite 98-98 Aufgabe 3-6
Wie?
allein oder zu zweit
Wie lange?
12 Minuten
Hilfe?
Schau ins Buch Seite  128
Fertig?
google classroom
timer
12:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 8 - Slide

können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
dürfen
mogen, toestemming hebben 
weten
kunnen
aardig vinden
lusten
leuk vinden
willen
moeten 
( wil ander)
moeten 
( noodzaak)
moeten 
( mening vragen)

Slide 9 - Drag question

mogen, toestemming
kunnen
houden van
moeten
moeten,zullen
willen

Slide 10 - Slide

Opdracht 1
Was weißt du noch?

Slide 11 - Slide

De tweede letter verandert in het enkelvoud naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 12 - Quiz

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert in het enkelvoud ook.

Naar welke?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Opdracht 2
Zoek de goede vorm

Slide 15 - Slide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 16 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 17 - Quiz

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 18 - Quiz

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 19 - Quiz

Zoek de juiste vormen van het werkwoord mögen bij elklaar!
ich              du            er sie es         wir                ihr            sie Sie
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
magst
mag
mögen
mögen
mögt
mag

Slide 20 - Drag question

Was ________ ich tun?
(Meinung fragen)
A
muss
B
kann
C
soll
D
will

Slide 21 - Quiz

Kleine Kinder _______ gerne Schokolademilch.
mögen

Slide 22 - Open question

Er ________ keine Freunde sehen.
dürfen

Slide 23 - Open question

Was ______ ihr morgen machen?
wollen

Slide 24 - Open question

Ich ____ weg, denn der Zug fährt bald!
A
muss
B
soll
C
müsse
D
solle

Slide 25 - Quiz

Hoe goed begrijp je de grammatica van de modale werkwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Montagsmaler

Slide 27 - Slide

Hausaufgaben
Aufgaben noch nicht fertig? 
Seite 96-98 Aufgabe 3-6
Wörter lernen:
Seite 128 bis
de hoek- die Ecke

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video