Tema 2 - clase 5

1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoy es lunes el 2 de diciembre
  • Libro de texto, libro de trabajo, schrift en opgeladen
      laptop/tablet elke les mee!
  • Telefoon in de kluis of thuis.
  • Je jas is uit 
  • Bij binnenkomst pakken we meteen onze spullen.
  • Tijdens de uitleg zijn we stil en maken we aantekeningen.
  • We luisteren naar elkaar: als iemand praat zijn we stil.

Slide 6 - Slide

Planificación
1. Presencia + planificación
5 min
2. Deberes
5 min
3. Repaso
10 min
4. Start maken met nieuwe gramática: el verbo gustar
10 min
5. ¡En marcha!
15 min
6. La próxima clase
5 min
Después de esta clase...
... heb je herhaald hoe je regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegd
... weet je wat het werkwoord gustar betekent
... begrijp je hoe het werkwoord wordt gebruikt

Slide 7 - Slide

Deberes
- Welke vragen moeten er besproken worden? 

Slide 8 - Slide

¿Qué hicimos?
Pronombres personales
El presente

Heeft iedereen goede aantekeningen hiervan in hun schrift?

Slide 9 - Slide

Persoonlijk voornaamwoorden / Pronombres personales
ik
jij
hij
zij (enkelvoud)
u (enkelvoud)
wij
jullie
zij (meervoud)
(meervoud)
nosotros/-as
ellos
yo
usted
vosotros/-as
ellas
ella
ustedes
él

Slide 10 - Drag question

Gramática: tegenwoordige tijd

Slide 11 - Slide

Hoe zeg je in het Spaans:
Ik ben...
A
Soy ....
B
Vivo en ...
C
Tengo ... años
D
Me gusta ...

Slide 12 - Quiz

hoe zeg je "hij heeft" in het Spaans?
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tenemos

Slide 13 - Quiz

Tú ________ (beber) agua.
A
bebe
B
bebes
C
beben
D
bebemos

Slide 14 - Quiz

¿Cómo se dice "studeren" en español?
A
trabajar
B
hablar
C
estudiar
D
caminar

Slide 15 - Quiz

María _______ (bailar) el tango.
A
baila
B
bailamos
C
baile
D
bailan

Slide 16 - Quiz

Vosotros _____ (comer) en el restaurante.
A
coméis
B
comen
C
comemos
D
come

Slide 17 - Quiz

Completa:
"Juan _______ español."
A
eres
B
somos
C
es
D
soy

Slide 18 - Quiz

Completa:
"Eduardo y yo _______ (vivir) en una casa grande."
A
vivís
B
vivimos
C
viven
D
vives

Slide 19 - Quiz

Completa:
"Juan y Maria _______muchos amigos."
A
tenemos
B
tenéis
C
tienen
D
tengo

Slide 20 - Quiz

Gustar: vul in 
https://www.youtube.com/watch?v=t3IbHoheD28&t=15s 

Wat valt je op? Kan jij de regel van Gustar herkennen?

Slide 21 - Slide

Gramática: el verbo gustar
Kijk naar het bord en maak aantekeningen in je schrift!

Laptop opbergen!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

¡En marcha!
  • Libro de trabajo, página 28&31: ejercicio 5 y 10
  • extra oefenen: ¿Gusta o gustan? → klik op de link.
  • ¿List@s? vocabulario leren

Slide 24 - Slide

La próxima clase
- De persoonlijke voornaamwoorden bij gustar
- Reageren op een mededeling

Vind je de regelmatige werkwoorden vervoegen nog ingewikkeld? Kom langs in een Daltonuur.

Slide 25 - Slide