Sleep de stoffen naar de plek waar ze vrijkomen of neerslaan
zwaveldioxide
zwavelzuur
stikstofoxiden
salpeterzuur
Slide 7 - Drag question
Op een fles verfverdunner staat: Licht ontvlambaar. Schadelijk bij opname door de mond en aanraking met de huid. Welke twee pictogrammen horen op de fles verfverdunner te staan?
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D
Slide 8 - Quiz
Welke voorwaarde(n) haal je weg als je blust met schuim?
A
brandstof
B
ontbrandingstemperatuur
C
zuurstof
D
ontbrandingstemperatuur en zuurstof
Slide 9 - Quiz
Hiernaast zie je de verbrandingsfactoren.
Welke mist?
A
Ontbrandingstemperatuur
B
Warmte
C
Brandstof
D
Benzine
Slide 10 - Quiz
In een benzinemotor van een auto wordt 11 MJ energie verbruikt. Hiervan wordt 4 MJ bewegingsenergie en 7 MJ warmte. Wat is het rendement?
A
74%
B
100%
C
28%
D
36%
Slide 11 - Quiz
Bij de volledige verbranding van aardgas ontstaat een verbrandingsproduct ook dat ook ontstaat bij de verbranding van waterstof. Welk verbrandingsproduct is dat?
A
Koolstofdioxide
B
Koolstofmono-oxide
C
Roet
D
Water
Slide 12 - Quiz
Welke stof is een koolwaterstof?
A
Keukenzout
B
Koolstofdioxide
C
Ethanol
D
Water
Slide 13 - Quiz
Veel huizen worden verwarmd met aardgas. Het hoofdbestandsdeel daarvan is methaan. Methaan reageert dan met zuurstof waarbij waterdamp en koolstofdioxide ontstaat. Welk type reactie vindt er plaats?
A
Thermolyse
B
Volledige verbranding
C
Onvolledige verbranding
D
Ontleding
Slide 14 - Quiz
Sleep de blauwe antwoorden naar bijbehorende rode vak
gaskraan uitdraaien
papier blussen met water
iemand in een branddeken wikkelen
Brandstof weghalen
Temperatuur omlaag brengen
zuurstof afsluiten
Slide 15 - Drag question
Maak de reactievergelijking hiernaast kloppend:
A
2, 17, 6, 7, 1, 3
B
4, 19, 12, 14, 2, 4
C
2, 9, 6, 7, 1, 2
D
3, 16, 8, 13, 1, 2
Slide 16 - Quiz
Een persoon weegt 75 kg. Hij krijgt 25 gram van een stof binnen waarvan je 0,3 gram per kg lichaamsgewicht mag binnenkrijgen. Hoeveel mag de persoon binnenkrijgen?
A
0,3 gram
B
25 gram
C
22,5 gram
D
75 gram
Slide 17 - Quiz
Casper en Hans doen een uitspraak over biobrandstoffen. Casper zegt dat alle biobrandstoffen klimaatneutraal zijn, behalve brandstof uit algen. Hans zegt dat er voor biobrandstof uit algen geen landbouwgrond nodig is om algen te laten groeien. Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Casper heeft gelijk
B
Alleen Hans heeft gelijk
C
Casper en Hans hebben allebei gelijk
D
Casper en Hans hebben geen van beide gelijk
Slide 18 - Quiz
Wat is er aan de hand bij het versterkt broeikaseffect?
A
Te dunne CO2 laag om de aarde heen
B
Te dikke CO2 laag om de aarde heen
C
Te dunne laag met NO2 om de aarde heen
D
Te dikke laag met NO2 om de aarde heen
Slide 19 - Quiz
Als welke stof kan koolstof in de koolstofkringloop niet voorkomen?
A
Stikstof
B
Methaan
C
Glucose
D
Organische stoffen
Slide 20 - Quiz
Wat is de kloppende reactievergelijking die hoort bij het ontstaan van zwavelzuur? Hint: onder invloed van zuurstof ontstaat er eerst...