3H Oefentoets H4

4. Brandstoffen
(20 vragen)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

4. Brandstoffen
(20 vragen)

Slide 1 - Slide

Welke factor is NIET van belang voor een explosie?

A
voldoende zuurstof en temperatuur
B
perfecte verhouding en verdelingsgraad
C
soort brandbare stof
D
aanwezigheid katalysator

Slide 2 - Quiz

Je kan thuis zelf brandstoffen maken uit oud frituurvet. Deze biobrandstof valt onder...
A
de 1e generatie
B
de 2e generatie
C
de 3e generatie
D
geen van genoemde generaties

Slide 3 - Quiz

Geef de reactievergelijking van de volledige verbranding van houtgas (zie formule hiernaast).

Slide 4 - Open question

Bij de verbranding van steenkool ontstaan diverse verbrandingsproducten.
Welke verbrandingsproducten van steenkool zijn slecht voor het milieu?
A
CFK,NOx
B
H2O,SO2
C
SO2,NOx
D
H2O,CO2

Slide 5 - Quiz

Het meervoud van reagens is reagentia.
Welke reagentia horen bij de volgende stoffen:
water(damp), koolstofdioxide(gas), zwaveldioxide(gas)
Sleep de reagentia naar bijbehorende stof.
Kalkwater
Joodwater
Wit kopersulfaat
Waterdamp
Koolstofdioxide
Zwaveldioxide

Slide 6 - Drag question

Sleep de stoffen naar de plek waar ze vrijkomen of neerslaan
zwaveldioxide
zwavelzuur
stikstofoxiden
salpeterzuur

Slide 7 - Drag question

Op een fles verfverdunner staat:
Licht ontvlambaar. Schadelijk bij opname door de mond en aanraking met de huid.
Welke twee pictogrammen horen op de fles verfverdunner te staan?
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D

Slide 8 - Quiz

Welke voorwaarde(n) haal je weg als je blust met schuim?
A
brandstof
B
ontbrandingstemperatuur
C
zuurstof
D
ontbrandingstemperatuur en zuurstof

Slide 9 - Quiz

Hiernaast zie je de verbrandingsfactoren.

Welke mist?
A
Ontbrandingstemperatuur
B
Warmte
C
Brandstof
D
Benzine

Slide 10 - Quiz

In een benzinemotor van een auto wordt 11 MJ energie verbruikt. Hiervan wordt 4 MJ bewegingsenergie en 7 MJ warmte. Wat is het rendement?
A
74%
B
100%
C
28%
D
36%

Slide 11 - Quiz

Bij de volledige verbranding van aardgas ontstaat een verbrandingsproduct ook dat ook ontstaat bij de verbranding van waterstof. Welk verbrandingsproduct is dat?
A
Koolstofdioxide
B
Koolstofmono-oxide
C
Roet
D
Water

Slide 12 - Quiz

Welke stof is een koolwaterstof?
A
Keukenzout
B
Koolstofdioxide
C
Ethanol
D
Water

Slide 13 - Quiz

Veel huizen worden verwarmd met aardgas. Het hoofdbestandsdeel daarvan is methaan. Methaan reageert dan met zuurstof waarbij waterdamp en koolstofdioxide ontstaat. Welk type reactie vindt er plaats?
A
Thermolyse
B
Volledige verbranding
C
Onvolledige verbranding
D
Ontleding

Slide 14 - Quiz

Sleep de blauwe antwoorden naar bijbehorende rode vak
gaskraan uitdraaien
papier blussen met water
iemand in een branddeken wikkelen
Brandstof weghalen
Temperatuur omlaag brengen
zuurstof afsluiten

Slide 15 - Drag question

Maak de reactievergelijking hiernaast kloppend:


A
2, 17, 6, 7, 1, 3
B
4, 19, 12, 14, 2, 4
C
2, 9, 6, 7, 1, 2
D
3, 16, 8, 13, 1, 2

Slide 16 - Quiz

Een persoon weegt 75 kg. Hij krijgt 25 gram van een stof binnen waarvan je 0,3 gram per kg lichaamsgewicht mag binnenkrijgen.
Hoeveel mag de persoon binnenkrijgen?
A
0,3 gram
B
25 gram
C
22,5 gram
D
75 gram

Slide 17 - Quiz

Casper en Hans doen een uitspraak over biobrandstoffen.
Casper zegt dat alle biobrandstoffen klimaatneutraal zijn, behalve brandstof uit algen.
Hans zegt dat er voor biobrandstof uit algen geen landbouwgrond nodig is om algen te laten groeien.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Casper heeft gelijk
B
Alleen Hans heeft gelijk
C
Casper en Hans hebben allebei gelijk
D
Casper en Hans hebben geen van beide gelijk

Slide 18 - Quiz

Wat is er aan de hand bij het versterkt broeikaseffect?
A
Te dunne CO2 laag om de aarde heen
B
Te dikke CO2 laag om de aarde heen
C
Te dunne laag met NO2 om de aarde heen
D
Te dikke laag met NO2 om de aarde heen

Slide 19 - Quiz

Als welke stof kan koolstof in de koolstofkringloop niet voorkomen?
A
Stikstof
B
Methaan
C
Glucose
D
Organische stoffen

Slide 20 - Quiz

Wat is de kloppende reactievergelijking die hoort bij het ontstaan van zwavelzuur?
Hint: onder invloed van zuurstof ontstaat er eerst...
A
SO2 + H2O -> H2SO2
B
SO2 + H2O -> H2SO4
C
SO3 + H2O -> H2SO4
D
2 SO3 + 2 H2O -> 2 H2SO4

Slide 21 - Quiz