This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Congruentie of incongruentie
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat incongruentie is.
Aan het einde van de les kun je incongruentie in een zin herkennen.
Aan het einde van de les kun je incongruentie in een zin verbeteren.
Slide 2 - Slide
CONGRUENTIE
Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.
Dus als hetonderwerpenkelvoudig is, moet de persoonsvormook enkelvoudig zijn. En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn.
Gelijkheid in getal noemen we congruentie.
Slide 3 - Slide
Uitleg (in)congruentie
1. Wat is congruentie?
* Dat de persoonsvorm past bij het onderwerp van een zin.
- Wat is dan incongruentie?
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Incongruentie: De media besteedt veel aandacht aan de formatie van het kabinet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Volgende zin goed(congruentie) of fout? Een aantal mensen komt altijd te laat.
A
congruentie
B
incongruentie
Slide 7 - Quiz
Incongruentie of niet? De juistheid van de cijfers werden in twijfel getrokken door de accountant.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Tegenwoordig is op alle dancefeesten allerlei synthetische drugs te koop.
A
Congruentie
B
Incongruentie
Slide 9 - Quiz
Oudere mensen beweren vaak dat de jeugd tegenwoordig geen enkel respect meer voor hen hebben.
A
Congruentie
B
Incongruentie
Slide 10 - Quiz
Incongruentie: De medewerkers is gevraagd om 15.00 uur aanwezig te zijn in de grote hal.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Incongruentie: Tachtig procent van de eindexamenleerlingen is geslaagd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
In welke zin is sprake incongruentie?
A
De nieuwe leden werden gevraagd de contributie steeds voor het einde van de maand te betalen.
B
Pieter studeert nu veel langer, maar de nieuwe studie bevalt hem echter beter.
C
Na het sporten kwam Jette achter de ontdekking dat haar fiets gestolen was.
D
Aan de goede bedoelingen van zijn docent heeft mijn broer lang aan getwijfeld.
Slide 13 - Quiz
Incongruentie. Wat is juist? De enorme groep oproerkraaiers hadden het centrum van de stad bijna bereikt.
A
De zin is congruent.
B
De zin is incongruent.
Slide 14 - Quiz
Het was erg teleurstellend dat maar veertig procent van de leerlingen de enquête invulden.
A
De zin is congruent.
B
De zin is incongruent.
Slide 15 - Quiz
Is hier sprake van congruentie of incongruentie?
Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
Congruentie
B
Incongruentie
Slide 16 - Quiz
Onderstaande zin bevat een incongruentie:
Alle leerlingen werd gevraagd mee te doen aan de paasviering.