Een kind in de klas met psychisch probleem

• MBO

Psychische problemen in de klas

Hoeveel groot is het percentage kinderen in een klas met en ernstig psychisch probleem?

1. 2%
2. 5%
3. 15%
4. 21%

Veel stoornissen gaan samen met zwak ontwikkelde executieve functies. Executieve functies zijn:

1. regel- en aansturingsfuncties van de hersenen
2. regel- en aansturingsfuncties van de zenuwbaan
3. taal- en geheugenfuncties
4. Fysieke functies

Leerkrachten hebben te maken met allerlei verschillende leerlingen. Verschillen kunnen zijn:

Voorbeelden van psychische (psychiatrische) problemen in de klas zijn:

Iedereen heeft weleens psychische problemen

1. Dat klopt zeker
2. 60% van de mensen
3. 40% van de mensen
4. Absoluut niet

Een voorbeeld van emotionele problemen die ernstig zijn: is

1. piekeren
2. spanning voor sinterklaas
3. faalangst
4. langdurig somber en teruggetrokken zijn

Een leerling die bijvoorbeeld brutaal of ongehoorzaam is, heeft een gedragsprobleem. Maar ook dat hoeft niet meteen erg te zijn.

1. Deze stelling klopt
2. Deze stelling klopt gedeeltelijk
3. Deze stelling klopt niet
4. Deze stelling klopt voor jongens

Deze kinderen vallen de leerkracht vaak niet op. Zij lijden als het ware in stilte en de omgeving merkt niet of nauwelijks dat er wat aan de hand is. Deze kinderen vertonen vaak stil en teruggetrokken gedrag. Dit noemen we:

1. externaliserend probleemgedrag
2. Ernstig probleemgedrag
3. internaliserend probleemgedrag
4. Moeilijk verstaanbaar probleemgedrag

Als de problemen ernstig zijn en het kind er echt last van heeft of in zijn ontwikkeling wordt belemmerd, is er sprake van een:

1. aandoening
2. ziekte
3. foutje
4. stoornis

Als een kind lijdt – er dus echt last van ondervindt – of in zijn ontwikkeling wordt belemmerd, zijn de problemen wél ernstig. We zeggen dan:

1. Het kind is 'gewoon' met een afwijking: psychische stoornis
2. Het kind ‘is gestoord’
3. Het kind is een buitenbeentje
4. Het kind is anders

Een gespecialiseerde behandelaar voor kinderen met een psychische stoornis is bijv.:

1. een huisarts
2. een kinderpsychiater
3. een psycholoog
4. een pedagoog

Deze indeling van stoornissen wordt ‘classificatie’ genoemd en behandelaars gebruiken daarvoor een Amerikaans handboek dat .....................wordt genoemd.

1. DSM
2. DSM-2
3. DSM-5
4. DSM-6

Het verschil tussen een (kinder-)psycholoog en een (kinder-)psychiater is:

1. alleen de psychiater stelt de diagnose en geeft medicijnen
2. alleen de psycholoog stelt de diagnose en geeft medicijnen
3. er is geen verschil: beide mogen dit
4. er is verschil: hangt van de stoornis vh kind af

.....................vergt uitgebreide kennis van biologische, psychologische en sociale factoren die tot bepaald gedrag kunnen leiden.

1. Diagnostiek
2. Classificatie

Vaak is een deel van de aandoening erfelijk bepaald. Voorbeelden hiervan zijn......................, maar ook bij ADHD en depressie is sprake van een erfelijke factor.

1. tic-stoornissen en autisme
2. eetstoornissen
3. zelfmoordgedachten
4. zelfbeschadiging – ‘krassen’.

Jeugd-GGZ staat voor:

1. jeugd-gastvrije gezondheidszorg’
2. jeugd-gemeentelijke gezondheidszorg’
3. jeugd-geestelijke gezondheidszorg’
4. jeugd-geestelijke gemeentelijke zorg’

Een opvoedhulp of een goed gesprek is niet toereikend als een kind een psychische stoornis heeft.

1. Deze uitspraak klopt
2. Deze uitspraak klopt niet
3. Deze uitspraak klopt voor jonge kinderen
4. Deze uitspraak klopt voor oudere kinderen

Een kinderpsychiater is een gespecialiseerde arts die eerst..............................heeft gestudeerd

1. psychologie
2. geneeskunde
3. pedagogiek
4. gynaecologie

Een verschil met de volwassenenpsychiatrie is dat de kinderpsychiatrie altijd rekening houdt met (2 antwoorden goed):

1. de omgeving van het jonge kind
2. met jonge hersenen, die dus nog in ontwikkeling zijn
3. de ouders van het jonge kind
4. met de lichamelijke groei van het kind

Waar denk je aan bij een kind met een
psychische stoornis?

Ik wil later werken met kinderen met een pscyhische stoornis

Misschien

JA

NEE

Deze les was:

1. zinvol
2. informatief
3. kan beter
4. nuttig

The End