NIEREN AA

1 / 51
next
Slide 1: Slide
fysiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herhalen
NIEREN

Slide 2 - Slide

Ligging van de nieren
De nierslagader voert het bloed vanuit de aorta naar de nieren

De nierader boert het gezuiverde bloed naar de onderste holle ader.

Slide 3 - Slide

In welke gedeelte van de nier wordt de urine verzameld?
A
het niermerg
B
de nierschors
C
het nierkapsel
D
het nierbekken

Slide 4 - Quiz

Van de nieren naar de blaas =
A
Urethra
B
Ureum
C
Urinaal
D
Ureter

Slide 5 - Quiz

Van de blaas naar buiten =
A
Urethra
B
Ureum
C
Urinaal
D
Ureter

Slide 6 - Quiz

Onderdelen van de nier
  • Nierschors
  • Niermerg
  • Nierbekken 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

In de nefronen van de nieren vindt filtratie plaats.
Op welke plaats in een nefron is er sprake van filtratie?
A
kluwen van haarvaten (glomerulus)
B
nierbekken
C
nierkanaaltje
D
verzamelbuisje

Slide 13 - Quiz

Hoeveel liter voorurine wordt er per dag in totaal in de glomeruli geproduceerd?
A
1500
B
180
C
25
D
1,5

Slide 14 - Quiz

Wat is de functie van de Lis van Henle?
A
Afvalstoffen uit het bloed filteren
B
Hormonen produceren
C
Water resorberen
D
Glucose uitscheiden

Slide 15 - Quiz

0,2 mm

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Stel, je drinkt heel weinig en/of je zweet veel. Wat gebeurt er met de osmotische waarde van het bloed?
A
Gaat omlaag
B
Gaat omhoog
C
Blijft hetzelfde

Slide 21 - Quiz

Osmotische waarde
= concentratie opgeloste deeltjes (bv zout)

Als je water kwijtraakt terwijl opgeloste deeltjes achterblijven STIJGT de osmotische waarde


Slide 22 - Slide

Waar wordt ADH geproduceerd?
A
In de hypothalamus (hersenen)
B
In de bijnieren
C
In het rode beenmerg
D
In het hart

Slide 23 - Quiz

Wat is het teken voor de hypothalamus om meer ADH te gaan maken?
A
Lage osmotische waarde van het bloed
B
Hoge osmotische waarde van het bloed
C
Weinig zuurstof in het bloed
D
Veel CO2 in het bloed

Slide 24 - Quiz

Wat is het effect van ADH?
A
Meer productie voorurine
B
Minder productie voorurine
C
Meer terugresorbtie van water
D
Minder terugresorbtie van water

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Effect ADH
Als de osmotische waarde van het bloed stijgt ('uitdroging') --> meer productie ADH --> MEER terugresorbtie van water in de distale tubulus en verzamelbuis --> MINDER productie urine --> er blijft MEER water in het lichaam --> osmotische waarde daalt weer

Slide 27 - Slide

Ander voorbeeld 
En nu een precies omgekeerde situatie:

Wat gebeurt er als je een liter water drinkt?

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Je drinkt een liter Spa Blauw en de osmotische waarde van je bloed daalt.

Wat gebeurt er met de productie van ADH?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft gelijk
D
Weet niet

Slide 30 - Quiz

Er is minder ADH.
Wat gebeurt er met de terugresorbtie van water in het nefron?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft gelijk

Slide 31 - Quiz


Minder ADH

Minder terugresorbtie van water in het nefron

MEER urineproductie

--->





Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Aldosteron
De hoeveelheid zout en water in het lichaam wordt door meerdere hormonen gereguleerd.

Aldosteron is ook een hormoon dat hierbij betrokken is!

Slide 34 - Slide

Aldosteron
Aldosteron 
Wordt geproduceerd in de bijnier

Bloeddruk daalt? --> MEER aanmaak aldosteron

Bloeddruk stijgt? --> MINDER aanmaak aldosteron








Slide 35 - Slide

Aldosteron
Aldosteron bevordert de werking van de Na/K pompen in het tweede gekronkelde nierbuisje.

Hoe meer Aldosteron hoe meer Na+ (natrium) (zout) er uit de voorurine wordt gehaald en terug naar het bloed wordt gepomt.

Zout trek water aan (osmose), dus er wordt ook water uit de voorurine gehaald

Meer aldosteron --> MINDER urineproductie














Slide 36 - Slide

Effect Aldosteron
Als de bloeddruk daalt --> MEER aanmaak aldosteron in de bijnieren --> in de distale tubulus wordt MEER natrium uit de voorurine gehaald. Met natrium komt ook water mee (osmose) --> er blijft MEER water en MEER natrium in het lichaam (en je plast er dus MINDER van uit) --> bloedvolume en bloeddruk stijgen weer

Slide 37 - Slide

Casus
Je eet een zak chips (zout)
en drinkt een fles cola (water)

Slide 38 - Slide

Je krijgt een flinke hoeveelheid vocht en zout binnen. Wat gebeurt er met het bloedvolume en de bloeddruk?
A
Dalen
B
Stijgen
C
Blijven hetzelfde
D
Weet niet

Slide 39 - Quiz

De bloeddruk stijgt.
Wat gebeurt er met de aanmaak van aldosteron?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft hetzelfde
D
Weet niet

Slide 40 - Quiz

Aldosteron
Aldosteron 
Wordt geproduceerd in de bijnier

Bloeddruk lager --> MEER aanmaak aldosteron

Bloeddruk hoger --> MINDER aanmaak aldosteron








Slide 41 - Slide

Minder Aldosteron?
Minder heropname van zout en water vanuit de distale tubulus (tweede gekronkelde buisje)

Slide 42 - Slide

Minder aldosteron, minder heropname van zout en water uit distale tubulus..... wat gebeurt er dan met de urineproductie?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft gelijk
D
Ik ben een kerstbal

Slide 43 - Quiz

Minder aldosteron
Minder heropname zout en water in de distale tubulus

Meer urineproductie

Bloeddruk daalt 

Slide 44 - Slide

Dit is dus homeostase: negatieve feedback

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Kringspieren blaas
Interne sphincter: glad spierweefsel. Onbewust aansturen

Externe sphincter: dwarsgestreept spierweefsel. Bewust aansturen

Slide 51 - Slide