Poëzie paragraaf 37 en 38

Poëzie paragraaf 37 en 38
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Poëzie paragraaf 37 en 38

Slide 1 - Slide

Indeling presentaties

Slide 2 - Slide

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 3 - Quiz

Als iemand zegt:
"Hij spring een gat in de lucht",
dan is dat letterlijk bedoeld.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 4 - Quiz

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
Die man heeft een gat in zijn hand, zoveel geld geeft hij uit.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 6 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
Het kind viel en had een gat
in zijn hoofd.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK

Slide 7 - Quiz

Beeldspraak
= je zegt op een figuurlijke manier (niet letterlijk) wat je bedoelt.
Ik neem het met een korrel zout.

Slide 8 - Slide

1. Vergelijking = object wordt vergeleken met een beeld. Er is een overeenkomst.

voorbeeld:
Mijn buurman (object) is een boom (beeld) van een kerel.
=

Slide 9 - Slide

Welke vergelijking wordt er op de afbeelding gemaakt?

Slide 10 - Open question

Zit in onderstaande zin een metafoor?

We zagen de zilveren reiger landen op Schiphol.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

2. Metafoor = je geeft iets de naam van iets anders omdat er een overeenkomst is.

Die hark staat tijdens het dansen steeds op mijn tenen.
Iemand die houterig danst (object) wordt vergeleken met een hark (beeld). De overeenkomst is dat beiden houterig en stijf zijn.

De giraf van het team dunkte op de basket.
Met giraf wordt een lang persoon bedoeld in het basktbalteam die dezelfde eigenschappen heeft (lang zijn) als een giraf.



Slide 12 - Slide

3. Personificatie = je geeft niet menselijke objecten menselijke eigenschappen.

 De wind huilde door de bomen.
Soms lacht de toekomst je toe.
Mijn badkamer smeekt om een opknapbeurt.

Slide 13 - Slide

Welke menselijke eigenschap wordt in onderstaande zin aan het object gekoppeld?
De auto kwam hoestend en proestend op gang.

Slide 14 - Open question

Poëzie

Slide 15 - Slide

Kenmerken poëzie
  • regels zijn kort, veel wit
  • opbouw in stukjes tekst die bij elkaar horen (strofe)
  • woorden en zinnen zijn vaak bijzonder:
- woorden rijmen soms
- woorden en zinnen kunnen meer dan 1 betekenis hebben
- woorden en zinnen worden soms herhaald
- er wordt gebruik gemaakt van beelden

Vaak weining tijd nodig om een gedicht te lezen, maar veel tijd nodig om het te begrijpen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Rijm
Volrijm en halfrijm
Binnenrijm en eindrijm
Rijmschema

Slide 18 - Slide

Volrijm en halfrijm
Volrijm: Met hand en tand        hand en tand rijmen op elkaar, want ze eindigen allebei met and. Het is volrijm, want de beklemtoonde klinker en de daarop volgende klanken rijmen.

Halfrijm: 1. voor dag en dauw      dag en dauw rijmen op elkaar, want ze beginnen allebei met de letter d. Het is halfrijm, de beginmedeklinkers van deze woorden zijn hetzelfde. (alliteratie)
2. Hij zit op de wip      zit en wip rijmen, omdat de klinkers rijmen. (assonantie)

Slide 19 - Slide

Eindrijm en binnenrijm

Zoemend vloog de bij mij
En alle mooie bloemen voorbij



Slide 20 - Slide

Eindrijm
Woorden aan het einde van de regel hebben dezelfde klank.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Rijmschema
Van het eindrijm kun je een rijmschema maken. 
Je geeft elke rijmklank een nieuwe letter. 
De klank in de eerste regel a, de volgende klank b, etc.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

a
a
b
b

c
c
d
d


e
e
f
f

g
g
h
h

Slide 26 - Slide

Wat is het rijmschema?
A
aabb
B
abba
C
abab
D
baba

Slide 27 - Quiz

A.
Sint liep te denken
Wat moest hij jou schenken
Een boek of een bon
Of een flesje lotion?
B.
Sint liep te denken,
Een boek of een bon
Of een flesje lotion,
Wat moest hij jou schenken?
C.
Sint liep te denken
Een boek of een bon
Wat moest hij jou schenken
Een flesje lotion?
abab
aabb
abba

Slide 28 - Drag question

Beginrijm / Alliteratie
Voorbeeld: "De kat krabt de krullen van de trap". 

 In die zin beginnen veel woorden met de 'k' .
Bij alliteratie gaat het om overeenkomst in klank van medeklinkers aan het begin van woorden.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Klinkerrijm / assonantie
Het gaat hierbij om de uitspraak en niet om de spelling.

Zo is er bijvoorbeeld ook assonantie bij 'een groot cadeau'

Slide 31 - Slide

Alliteratie / Assonantie
Alliteratie (beginrijm):
Groen - grom - griezel etc. 

Assonantie (klinkerrijm):
Moeten - groenten - doe - vroeg - troep - schoen- moeder - groen - groeien

Slide 32 - Slide

Wat voor soort rijm herken je?
A
Eindrijm
B
Assonantie
C
Alliteratie
D
Er is geen rijm.

Slide 33 - Quiz

Valentijn is fijn
maar elke dag
bij het zien van je glimlach
is gelukkig zijn
Valentijn is fijn
ik wil elke dag
gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach

Valentijn is fijn
is gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach
elke dag
abba
aabb
abab

Slide 34 - Drag question

Typografisch gedicht of figuurgedicht

Slide 35 - Slide

Alliteratie of eindrijm?
wikken en wegen
A
Alliteratie
B
Eindrijm

Slide 36 - Quiz

Assonantie is …
A
beginmedeklinkerrijm
B
volrijm
C
medeklinkerrijm
D
klinkerrijm

Slide 37 - Quiz

De muis gaat naar huis
A
alliteratie
B
assonantie

Slide 38 - Quiz

Liesje leerde lotje lopen langs de lange lindenlaan
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm

Slide 39 - Quiz

Alliteratie of eindrijm?
Met raad en daad
A
Alliteratie
B
Binnenrijm
C
eindrijm
D
assonantie

Slide 40 - Quiz

Proza is ..
A
Een gedicht
B
Een verhaal

Slide 41 - Quiz

Hoe heet zo'n gedicht?

Slide 42 - Open question

een haiku is
A
een klinkdicht is een metrisch gedicht van 14 regels.
B
een vorm van Japanse dichtkunst, geschreven in drie regels.
C
een meer directe vorm van proza van de Song-dynastie uit China.
D
een deel van een gedicht uit de Thaise letterkunde.

Slide 43 - Quiz

De man uit Waddinxveen,
woont zijn hele leven al alleen.
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm
D
Beginrijm

Slide 44 - Quiz