U5 les 4: voorbereiding toets

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

Jeudi 30 mai
Les objectifs pour aujourd'hui :
- Jij kunt de vervoeging van voir (A3);
- Jij kunt de aanwijzende voornaamwoorden "ce, cet, cette et ces" gebruiken (A5);
- Jij kunt woorden en zinnen uit U5 vertalen;
- Jij kunt een landschap beschrjven (met woorden uit A1 t/m A6).

Slide 2 - Slide

Objectif numéro 1
Jij kunt de vervoeging van voir (A3) in de tegenwoordige tijd en in de passé composé (verleden tijd)

Slide 3 - Slide

Het werkwoord voir in de tegenwoordige tijd. Combineer de juiste vormen.
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous

Vous
Ils/Elles
vois
voient
voit
voyez
voyons
vois

Slide 4 - Drag question

Vervoeg het hele werkwoord "voir" (zien) in de tegenwoordige tijd: je... tu... il/elle/on... nous... vous... ils/elles...

Slide 5 - Open question

Vertaal: wij hebben gezien

Slide 6 - Open question

Objectif numéro 2
Jij kunt de aanwijzende voornaamwoorden "ce, cet, cette et ces" gebruiken (A5)

Slide 7 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
Ce, cet, cette of ces betekent in het Nederlands die, deze, dit of dat 


Slide 8 - Slide

... site touristique (m) est joli
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 9 - Quiz

... statue (v) est belle
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 10 - Quiz

... chanteuses sont impressionnantes !
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 11 - Quiz

... hôtel est très cher ! 300 euros pour une nuit !
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 12 - Quiz

Objectif numéro 3
Jij kunt woorden uit A1, A2, A4 en A6 vertalen.

Slide 13 - Slide

het platteland

Slide 14 - Open question

de middeleeuwen

Slide 15 - Open question

de eeuw

Slide 16 - Open question

de begraafplaats

Slide 17 - Open question

Il a eu 5 à son test... Il est :
A
parfait
B
déçu
C
enfantin
D
tranquille

Slide 18 - Quiz

Objectif numéro 4
Jij kunt van het hoofdtelwoord een rangtelwoord maken.


Slide 19 - Slide

De rangtelwoorden
              Je kent de rangtelwoorden in het Frans.

eerste: premier, première                           zesde: sixième
tweede: deuxième of second                   zevende: septième
derde: troisième                                              achtste: huitième
vierde: quatrième                                            negende: neuvième
vijde: cinquième                                               tiende: dixième

Slide 20 - Slide

Première 
Deuxième 
à droite 
à gauche 
Tout droit 
Troisième 
Rue 
Rechtsaf/ rechts
Eerste 
Linksaf/ links 
Rechtdoor 
Straat 
Tweede 
Derde

Slide 21 - Drag question

11e?

Slide 22 - Mind map

Objectif numéro 5
BONUS !!
Jij kunt de ontkenning

Slide 23 - Slide

français
néerlandais
ne .... pas
ne .... plus
ne .... jamais
ne .... rien
ne ... pas encore
Vertaal de ontkenningen:
niet ... meer
niets
nog niet
niet / geen
nooit

Slide 24 - Drag question

Les questions
  • Il parle l'arabe ? (niet)
  • Non, il ... ... ...  l'arabe
  • Non, il ne parle pas l'arabe.
  • Tu vas en France pour les vacances ? (nooit) 
  • Non, je ... ... ... en France pour les vacances
  • Non, je ne vais jamais en France pour les vacances

Slide 25 - Slide

Objectif numéro 6
Les phrases / de zinnen
(8 punten!)

Slide 26 - Slide


Slide 27 - Open question

Il y a : er is/ er zijn, maar ook...:
  • Il y a 1 an, tu étais en 1ère année !
  • Il y a trois semaines, tu étais en vacances !
  • Il y a 1 jour, c'était mercredi !
  • Qu'est-ce que c'est, "il y a", dans ce contexte ?
  • geleden
  • il y a 3 ans : 3 jaar geleden.

Slide 28 - Slide

al
slecht
goed
vaak
altijd
veel
souvent
toujours
bien
mal
beaucoup
déjà

Slide 29 - Drag question

2 jaar geleden heb ik deze stad al bezocht.

Slide 30 - Open question

Objectif numéro 7
Jij kunt een landschap beschrjven.

Slide 31 - Slide


Qu'est-ce que tu vois ?

Slide 32 - Open question

Qu'est-ce que tu vois ?

Slide 33 - Open question

Lesdoelen behaald?
- Jij kunt de vervoeging van voir (A3);
- Jij kunt de aanwijzende voornaamwoorden "ce, cet, cette et ces" gebruiken (A5);
- Jij kunt woorden en zinnen vertalen;
- Jij kunt de ontkenning.

Slide 34 - Slide

Lesdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll