upload hier je 10 ww uit het liedje "J'en ai marre" van Alizée
1 / 19
next
Slide 1: Open question
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
upload hier je 10 ww uit het liedje "J'en ai marre" van Alizée
Slide 1 - Open question
This item has no instructions
Voir en Aanwijzende Voornaamwoorden
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Het vervoegen van het werkwoord Voir
Kennis van aanwijzende voornaamwoorden in het Frans
Slide 3 - Slide
Vertel de leerlingen wat ze zullen leren en waarom het belangrijk is om deze vaardigheden te hebben.
Wat weet je al over de Franse werkwoorden en aanwijzende voornaamwoorden?
Slide 4 - Mind map
This item has no instructions
Wat is Voir?
Voir betekent 'zien' in het Frans. Het is een onregelmatig werkwoord. Hier zijn de stamveranderingen voor elk persoonlijk voornaamwoord:
Je vois
Tu vois Il/Elle/On voit
Nous voyons
Vous voyez
Ils/Elles voient
Slide 5 - Slide
Leg uit wat Voir is en hoe het vervoegd moet worden. Laat de leerlingen de stamveranderingen opschrijven.
Oefenen met Voir
Vertaal de volgende zinnen naar het Frans:
Ik zie het boek.
Jij ziet het boek.
Hij ziet de hond.
Wij zien de vogels.
Zij (vrouwelijk meervoud) zien de bloemen.
Slide 6 - Slide
Laat de leerlingen de zinnen vertalen in groepen en bespreek de antwoorden gezamenlijk.
Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende voornaamwoorden worden gebruikt om iets of iemand aan te wijzen. Hier zijn de Franse aanwijzende voornaamwoorden:
Ce (mannelijk enkelvoud)
Cet (mannelijk enkelvoud voor woorden die beginnen met een klinker of stomme 'h')
Cette (vrouwelijk enkelvoud)
Ces (meervoud)
Slide 7 - Slide
Leg uit wat aanwijzende voornaamwoorden zijn en geef voorbeelden van het gebruik ervan.
Oefenen met aanwijzende voornaamwoorden
Vertaal de volgende zinnen naar het Frans:
Dit boek is van Julian.
Die hond is van Anna. Die katten zijn van Lotte.
Die vogels zijn Nederlands.
Slide 8 - Slide
Laat de leerlingen de zinnen vertalen in groepen en bespreek de antwoorden gezamenlijk.
Combineren van Voir en aanwijzende voornaamwoorden
Hier zijn enkele voorbeelden van het combineren van het werkwoord voir en aanwijzende voornaamwoorden:
Je vois ce livre (Ik zie dit boek)
Tu vois cet oiseau (Jij ziet deze vogel)
Il voit cette voiture (Hij ziet deze auto)
Nous voyons ces fleurs (Wij zien deze bloemen)
Vous voyez ces maisons (Jullie zien deze huizen)
Ils voient ces chats (Zij zien deze katten)
Slide 9 - Slide
Laat de leerlingen de voorbeelden hardop uitspreken en leg uit waarom de aanwijzende voornaamwoorden worden gebruikt.
Oefenen met Voir en aanwijzende voornaamwoorden
Vertaal de volgende zinnen naar het Frans:
Ik zie dat boek.
Jij ziet die honden.
Hij ziet deze katten.
Wij zien die vogels.
Zij zien die bloemen.
Slide 10 - Slide
Laat de leerlingen de zinnen vertalen in groepen en bespreek de antwoorden gezamenlijk.
Hoe vertaal je de zin 'Wij zien die vogels' naar het Frans?
A
Nous voyons ce poisson.
B
Nous voyons ces oiseaux.
C
Nous voyons cette voiture.
D
Nous voyons ces chiens.
Slide 11 - Quiz
This item has no instructions
Hoe vertaal je de zin 'Jij ziet die honden' naar het Frans?
A
Tu vois ces chats.
B
Tu vois ces chiens.
C
Tu vois ce livre.
D
Tu vois cette fleur.
Slide 12 - Quiz
This item has no instructions
Hoe vertaal je de zin 'Ik zie dat boek' naar het Frans?
A
Je vois ces arbres.
B
Je vois ce chat.
C
Je vois cette pomme.
D
Je vois ce livre.
Slide 13 - Quiz
This item has no instructions
Conclusie
Je hebt geleerd hoe je het werkwoord Voir moet vervoegen en hoe je aanwijzende voornaamwoorden in het Frans moet gebruiken. Blijf oefenen en je zult snel vloeiend Frans kunnen spreken!
Slide 14 - Slide
Herhaal de belangrijkste punten van de les en moedig de leerlingen aan om verder te oefenen.
Wat heb je in de afgelopen weken geleerd bij Frans?
Slide 15 - Mind map
In het curriculum kwam voorbij:
- het aanwijzend voornaamwoord
- de werkwoorden vouloir en pouvoir
- het vocabulaire (woorden en zinnen) omtrent het onderwerp mode
- strategieën voor leesvaardigheid
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 16 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 17 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 18 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.