Grammatica - 4.7

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Grammatica - 4.7

Start van de les

• IPad en/of boek op de hoek van je tafel, gesloten.
• Tas op de grond.
• Telefoon thuis of in kluis
• Sleutels in je tas

Doelen

In deze paragraaf leer je:

• woordsoorten benoemen. 

• wanneer je jou/jouw, u/uw en mij/mijn schrijft;

• wanneer je als/dan gebruikt en welk persoonlijk voornaamwoord daarbij hoort.

Alle woordsoorten

• lw = lidwoord: de, het, een
• zn = zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen, namen
• bv = bijvoeglijk naamwoord: dit zegt iets over het zn
• ww = werkwoord: doe-woorden
• vz = voorzetsels: kast-woorden

Alle woordsoorten

• tw = telwoord: twee, zoveelste, tiende, veel, minder
• pvw = persoonlijk voornaamwoord: over wie gaat het?
• bvw = bezittelijk voornaamwoord: van wie is het?

De

bloemen

rode

vallen

ernaast.

lidwoord

zelfst. nw.

Bijvoegl. nw.

voor-zetsel

werk-woord

Jou/jouw

Jou/jouw

Als/dan

Maken

Opdracht 2 t/m 4 in het boek

Test jezelf 4.7 online

Als er gewerkt wordt aan de opdrachten is het stil in de klas.