Ich bin ein Superstar

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

15/05/20

1. Herhalen woordjes Hoofdstuk 7 en grammatica 
2. Ich bin Superstar
3. Presentatie met commentaar verzorgen
4. Huiswerk: het schrijven bespreken

der -groep	m	v	o	mv
1e
3e
4e

der

dem

das

das

den

der

den (n)

die

die

die

die

dem

ein - groep	m	v	o	mv
1e
2e
3e

ein

ein

ein

eine

eine

einem

einem

einen

keine 

keine

keinen

einer

+3

+4

mit

duch

zu 

von

bei

seit

für

gegen 

ohne

nach

aus

gegenüber

entlang

um

bis

Waar staat de eerste naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de derde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Waar staat de vierde naamval voor?

1. gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Hoe vind je een bepaald zinsdeel?

zin in een andere tijd zetten

wie/wat + gez + ond

wie/wat + gez

aan/voor wie?

gezegde

lijdend voorwerp

onderwerp

meewerkend voorwerp

D... Junge (m) spielt Apex Legends.

1. der
2. dem
3. den
4. die

Welke naamval hoort bij het voorzetsel?
Morgen komme ich mit ........ (mijn) Mutter nach Berlin.

1. 1e naamval - meine
2. 3e naamval - meiner
3. 4e naamval - meine

Wat valt op aan het schema?

Ohne ...... (deze) Jungen macht es kein Spaß.

1. diesem
2. dieser
3. diese
4. diesen

Wir suchen stendig nach ...... (jouw) Kind

1. deinem
2. dein
3. deine
4. deinen

Um ....... (zijn) Kinder(mv) zu beruhigen, sang er Lieder.

1. seinem
2. seine
3. seiner
4. seinen

Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:
vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)

1. er spielt
2. er spielst
3. du spielst
4. du spielt

Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?

1. er/sie/es + wir
2. ich + wir
3. er/sie/es + ihr
4. wir + sie/Sie

Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)

1. ihr kauft
2. sie kauft
3. er kauft
4. du kauft

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?

1. gekaufen
2. gekauft
3. gekauftet
4. gekaufd

Probeer het nu zelf!
Vertaal 'jij rekent'
rechnen (= rekenen)

1. du rechnst
2. du rechnest
3. er rechnt
4. er rechnet

En nog eentje:
Vertaal 'jullie borstelen'
bürsten (= borstelen)

1. ihr bürst
2. ihr bürstet
3. ihr bürtet
4. ihr bürsten

Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)

1. er heißt Thom
2. du heißst Thom
3. du heißt Thom
4. er heißst Thom

en nu 'jij danst'?

tanzen (= dansen)

1. du tanzest
2. du tanzst
3. du tanzt

Vertaal:

1.  Hij woont op (auf +3) het land.
2. Mijn bureau staat op (auf + 3) de zolder.
3. Jij pakt (nehmen) melk uit de koelkast. 
4. Zij loopt met haar buren door het bos.
5. Ik loop door de park naar het centrum. 
6. Jullie komen tenslotte naar huis.  

Vertaal:

1. Haar rijtjeshuis is lelijk.
2. In de buurt van het weiland is veel te beleven.
3. Mijn vader gaat de boerderij inrichten. 
4. Mijn vriend loopt door de woonkamer.

Hij woont op het land.

Mijn bureau staat op (auf + 3) de zolder.

Jij pakt (nehmen) melk uit de koelkast.

Zij loopt met haar buren door het bos.

Ik loop door de park naar het centrum.

Jullie komen naar huis.

Haar rijtjeshuis is lelijk.

In de buurt van het weiland is veel te beleven.

Mijn vader gaat de boerderij inrichten.

Mijn vriend loopt door de woonkamer.

Deine Bewerbung

1. Bewirb dich bei "TV-Talent". Beschreib dich als Star in einem kurzen Text. 

2.  Mach ein Interview mit einem " Star". (bedenke zuerst die Fragen und spielt danach das Interview) 

Filme sehen

Torte essen

Schi laufen

klettern

schlafen

singen

lesen

Fahrrad fahren

Was machen deine Klassenkameraden? 

Frag deine Klassenkameraden und notiere die Antworten.

Zuerst sollst du selber ein paar Fragen bedenken und in die Dia unten ergänzen: 

Zum Beispiel:

Fährst du Fahrrad / Ski? 

Läufst du Marathon? 

Schläfst du 12 Stunden ....

Welche Fragen hast du aufgeschrieben?

Lies den Text: 

Lies den Text und schreibe Mikas Tagesplan auf.

Schüler aus Finnland in Dresden zu Gast

Mika, du bist jetzt mit deiner Klasse eine Woche am Heinrich-Heine-Gymnasium. Wie findest du denn die Schule hier in Deutschland?

Also, ihr steht ganz schön früh auf. Meine Gasteltern wecken mich schon um sechs ... das ist ja schrecklich!

Wann stehst du denn in Finnland auf?

Zum Glück erst um halb acht. Die Schule fängt um neun Uhr an.

Und was ist in Finnland noch anders?

Das Essen. Wir essen schon um halb zwölf in der Schule zu Mittag. Um fünf essen wir zu Abend, das Abendessen ist immer warm. Und um neun gibt es noch ein kleines Abendbrot.

Ja, das ist wirklich etwas anders. Und wie isst es mit Hausaufgaben und Freizeit?

Wir haben nach dem Mittagessen noch drei Stunden Unterricht. Um drei ist Schulschluss. Wir haben aber nur wenig Hausaufgaben. Am Nachmittag machen wir Sport oder andere Hobbys. Wir haben viel Freizeit, das ist toll!

Das klingt gut. Wir fahren ja bald zu euch und lernen dann die finnische Schule kennen.

Du kommst also auch mit?

Ja, wir sehen uns in Finnland. Viel Spaß noch bei uns und Danke!

Und jetzt du:

Wie sieht dein Tagesablauf aus? Schreibe auf