CVA en de complicaties

CVA en de complicaties
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

CVA en de complicaties

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat een CVA is, wat de verschillende complicaties zijn en welke verschillen er zijn.

Slide 2 - Slide

Introduceer de leerdoelen van deze les aan de studenten.
Wat weet je al over CVA en de complicaties?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een CVA?
Een CVA is een cerebrovasculair accident, ook wel een beroerte genoemd. Het is een aandoening waarbij er een onderbreking in de bloedtoevoer naar de hersenen is.

Slide 4 - Slide

Beschrijf wat een CVA is en geef een voorbeeld.
Soorten CVA
Er zijn twee soorten CVA's: een herseninfarct en een hersenbloeding.

Slide 5 - Slide

Beschrijf de twee soorten CVA's en leg uit wat het verschil is tussen een herseninfarct en een hersenbloeding.
Complicaties
Er zijn verschillende complicaties die kunnen optreden na een CVA, zoals: verlamming, spraakproblemen en geheugenproblemen.

Slide 6 - Slide

Geef een overzicht van de verschillende complicaties die kunnen optreden na een CVA.
Verlamming
Een complicatie van een CVA kan verlamming zijn. Dit kan leiden tot een verminderde mobiliteit en zelfstandigheid.

Slide 7 - Slide

Beschrijf wat verlamming inhoudt en wat de gevolgen hiervan kunnen zijn.
Spraakproblemen
Een complicatie van een CVA kan ook spraakproblemen zijn. Dit kan leiden tot communicatieproblemen en sociale isolatie.

Slide 8 - Slide

Beschrijf wat spraakproblemen inhoudt en wat de gevolgen hiervan kunnen zijn.
Geheugenproblemen
Een complicatie van een CVA kan ook geheugenproblemen zijn. Dit kan leiden tot problemen met dagelijkse activiteiten en het vermogen om nieuwe informatie te leren.

Slide 9 - Slide

Beschrijf wat geheugenproblemen inhoudt en wat de gevolgen hiervan kunnen zijn.
Behandeling
De behandeling van een CVA hangt af van het type CVA en de complicaties die optreden. Behandeling kan bestaan uit medicatie, revalidatie en therapie.

Slide 10 - Slide

Geef een overzicht van de mogelijke behandelingen voor een CVA.
Quizvraag 1
Wat is een CVA?

Slide 11 - Slide

Stel de eerste quizvraag en laat de studenten individueel of in groepen antwoorden.
Quizvraag 2
Wat zijn de complicaties van een CVA?

Slide 12 - Slide

Stel de tweede quizvraag en laat de studenten individueel of in groepen antwoorden.
Quizvraag 3
Wat is het verschil tussen een herseninfarct en een hersenbloeding?

Slide 13 - Slide

Stel de derde quizvraag en laat de studenten individueel of in groepen antwoorden.
Verschil herseninfarct en hersenbloeding
Bij een herseninfarct is er sprake van een afgesloten bloedvat in de hersenen, terwijl bij een hersenbloeding er sprake is van een bloeding in de hersenen.

Slide 14 - Slide

Laat de studenten weten wat het verschil is tussen een herseninfarct en een hersenbloeding.
Revalidatie
Revalidatie na een CVA kan helpen bij het herstel en het verminderen van de complicaties.

Slide 15 - Slide

Leg uit wat revalidatie is en waarom het belangrijk is na een CVA.
Therapie
Therapie kan helpen bij het verminderen van de complicaties na een CVA, zoals spraak- en geheugenproblemen.

Slide 16 - Slide

Beschrijf wat therapie is en welke soorten therapie er zijn.
Medicatie
Medicatie kan helpen bij het voorkomen van een CVA en het verminderen van de complicaties.

Slide 17 - Slide

Beschrijf welke medicatie er kan worden voorgeschreven na een CVA en waarom dit belangrijk is.
Conclusie
Je weet nu wat een CVA is, welke complicaties er kunnen optreden en welke verschillen er zijn. Daarnaast heb je meer geleerd over de behandelingen voor een CVA.

Slide 18 - Slide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en sluit af met een korte conclusie.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 20 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.