Week 4 M3 Deutschbuch A Kapitel 1

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Guten Tag

Wie geht es euch?

Bitte,  leg dein Buch und Heft vor dich auf den Tisch!

Planung Stunde 1

Anfang Kapitel 2 Gesundheit

1. Sehen: Aufgabe 1 (Seite 54)
2. Grammatik: Aufgabe 16 und 17 (Seite 66, 67) (met stappenplan)
   

Lernziele dieser Stunde(n)

Am Ende dieser Stunde(n):

-  herken je de voorzetsels die de derde en de vierde naamval krijgen

-  heb je geoefend met het toepassen van naamvallen in een zin

- (her)ken je de persoonlijk voornaamwoorden (in alle vormen) in een zin

Waarom leren we dit?

• zodat je de lidwoorden in hun verschillende vormen (naamvallen) herkent in een zin
  
• zodat je kunt bepalen welke zinsdelen er in een zin staan (naamvallen)
  

De 1ste, 3de en 4de naamval

Weet je het nog?

Duitse lidwoorden

Mannelijk	Vrouwelijk	Onzijdig	Meervoud
der	die	das	die

Mannelijk	Vrouwelijk	Onzijdig	Meervoud
ein	eine	ein	keine

Altijd mannelijk zijn:

•     mannelijke personen en dieren

•     dagen

•     maanden

•     jaargetijden

•     windrichtingen
  
•    'weerwoorden': der Sturm, der Regen, der Schnee

•     automerken

•     uitgangen: -er, -en, -ismus: der Computer, der Wagen, der Sozialismus,
  

Altijd vrouwelijk zijn:

• vrouwelijke personen en dieren

• getallen: die Eins, die Fünf
• de meeste woorden eindigend op -e
  
• (uitzonderingen: der Kaffee/Tee, das Ende, das Interesse, der Name, der Junge)
• woorden eindigend op: -in -ei, -heit, -keit, -schaft, -ung, -tät, -ik, -ion, -ur                        die Bäckerei, die Freiheit, die Eigenschaft, die Rechnung, die Identität, die die Nation, die Technik, die Natur
  

Altijd onzijdig zijn:

• veel Nederlandse het-woorden (onzijdig)
• letters: das A, das Z
  
• woorden die beginnen met Ge- en eindigen op -e: das Gebirge
  
• de meeste woorden met de uitgang -nis
  
• de meeste woorden met de uitgang -tum
• verkleinwoorden op -chen en op -lein: das Mädchen, das Häuschen
  
  

Ontleden ja/nee?

Om te bepalen welke naamval je voor een zinsdeel moet gebruiken, kun je enkele stappen zetten:

stap 1:   Zoek naar een voorzetsel in het zinsdeel. 

stap 2:  Als er geen voorzetsel is, ontleed je de zin naar onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Zoals de der-Gruppe:

dies-,

welch-,

jed-, jen

manch-,

solch, all

Zoals de ein-Gruppe:

mein-,

dein-,

sein-,

enz. 

(alle bezittel.

vnw.)

An die Arbeit!

Und jetzt: An die Arbeit!

Wat:  Opdracht 16, 17  (Seite 66)
Hoe: zelfstandig en in stilte

Hulp: stappenplan

Tijd: 10 minuten
Klaar? Ga verder met het huiswerk:

Aufgabe 18, 19, 20, 21 (Seite 67  bis zum 69)

we kijken de opdrachten de volgende les na.

Huiswerk

HAUSAUFGABEN:

Machen:

Aufgaben 18, 19, 20, 21 (Seiten 67-69)

Lernen:

Lernliste N-D  auf Seite 88)

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!

Guten Tag

Wie geht es euch?

Bitte,  leg dein Buch und Heft vor dich auf den Tisch!

Planung Stunde 2

1. ( Hausaufgaben besprechen)
2. Neuneinhalb schauen, fragen beantworten 
3. Sprechen (spreekkaartjes)
4. Abschluss

Lernziele dieser Stunde(n)

Am Ende dieser Stunde(n):

- Heb je geoefend met  kijken en luisteren

- heb je geoefend met spreken in het Duits

Waarom leren we dit?

• omdat je over een aantal weken een presentatie in het Duits moet houden
  

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!

Guten Tag

Wie geht es euch?

Bitte,  leg dein Buch und Heft vor dich auf den Tisch!

Planung  Stunde 3

1. (Hausaufgaben besprechen (5 minuten))

2. Mediendossier

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!