Taal: woordkast geleerde woorden blok 3

Doel
Ik weet hoe ik een woordkast invul en kan aan het eind van de les minimaal twee geleerde woorden uitleggen. 
naar gevoel
fijn gevoel
teleurgesteld
verheugd
in paniek zijn
rust bewaren
1 / 20
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel
Ik weet hoe ik een woordkast invul en kan aan het eind van de les minimaal twee geleerde woorden uitleggen. 
naar gevoel
fijn gevoel
teleurgesteld
verheugd
in paniek zijn
rust bewaren

Slide 1 - Slide



Wat is een woordkast?
Een woordkast gebruik je om bijvoorbeeld tegenstellingen te ordenen.

Klein


Donker


Zout

..............................................


..............................................


..............................................



Slide 2 - Slide



Wat is een woordkast?
Een woordkast gebruik je om bijvoorbeeld tegenstellingen te ordenen.

Klein


Donker


Zout

Groot


Licht


Zoet



Slide 3 - Slide

grinniken

zachtjes lachen

gieren

hard lachen

Slide 4 - Slide

Nu jullie
Maak de volgende woordkasten samen met je schoudermaatje af. Schrijf het ontbrekende antwoord op je wisbordje.  

Slide 5 - Slide

.............................
individueel

Slide 6 - Slide

gezamenlijk
individueel

Slide 7 - Slide

een gewone lesdag
...................

Slide 8 - Slide

een gewone lesdag
de excursie

Slide 9 - Slide


bescheiden zijn


niet meteen vertellen wat je allemaal goed kan


goede eigenschap


eerlijk


............................


vertellen hoe geweldig je bent en wat je allemaal kan


slechte eigenschap


oneerlijk

Slide 10 - Slide


bescheiden zijn


niet meteen vertellen wat je allemaal goed kan


goede eigenschap


eerlijk


opscheppen


vertellen hoe geweldig je bent en wat je allemaal kan


slechte eigenschap


oneerlijk

Slide 11 - Slide


..............................


zonder geluid


brede lach


heel blij


..................................


met geluid


tranen


niet blij

Slide 12 - Slide


Grijnzen


zonder geluid


brede lach


heel blij


Huilen


met geluid


tranen


niet blij

Slide 13 - Slide

Bedenk met je schoudermaatje een tegenstelling die je in een woordkast zou kunnen zetten.

(bijvoorbeeld: breed - smal)

Slide 14 - Open question

Nu jij

Klaar voor de quiz?

Wat moet er op de stippellijn komen te staan?

Vul het juiste antwoord in.

Slide 15 - Slide

Hieronder zie je een kast.
Wat staat er op de puntjes?

De uitgang .........................................
einde begin
A
De attractie
B
De entree
C
De binnenkomst
D
De start

Slide 16 - Quiz

Hieronder zie je een kast.
Wat staat er op de puntjes?

De zenuwen krijgen. Je ergens op verheugen.
Als ik naar de tandarts moet. ...................................................
A
Als ik op schoolreis ga.
B
Als ik naar de dokter moet.
C
Als ik niks ga doen.
D
Als ik mijn kamer moet opruimen.

Slide 17 - Quiz

Hieronder zie je een kast.
Wat staat er op de puntjes?

bezorgd uitgelaten
ongerust ...................
A
hond
B
bang
C
vrolijk
D
uitgerust

Slide 18 - Quiz

Blok 3 week 3 les 12

Maak opgave 1 t/m 5 samen met je schoudermaatje.

Gebruik je spionnenstem.

Schrijf van tevoren op hoeveel opgaven je

minimaal goed denkt te maken.


Klaar?

Werk aan je persoonlijke leerdoelen

Slide 19 - Slide

Gooi de dobbelsteen!
Wat was het doel?                                                                     Wat was het doel?

Hoe ging het samenwerken?                                               Kon je je concentreren?

Wat vond je moeilijk?                                                                Wat lukte goed?

Slide 20 - Slide