HBM klas 3 Oefentoets De Tweede Wereldoorlog

Nederland was tijdens de Tweede Wereldoorlog:




A
Niet neutraal
B
Neutraal
1 / 39
next
Slide 1: Quiz
geschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederland was tijdens de Tweede Wereldoorlog:




A
Niet neutraal
B
Neutraal

Slide 1 - Quiz

Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog?





A
1939
B
1940
C
1945
D
1914

Slide 2 - Quiz

Wat of wie herdenken wij op 4 mei?





A
Alle oorlogsslachtoffers an de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien
B
Het begin van de Tweede Wereldoorlog
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
D
De Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien

Slide 3 - Quiz

Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?





A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland

Slide 4 - Quiz

Aanleiding Tweede Wereldoorlog in Europa.
A
Anschluss
B
Bezetting Sudetenland
C
Aanval op Tsjechië
D
Aanval op Polen

Slide 5 - Quiz

Een bron van een Amerikaanse soldaat over de WO is betrouwbaarder dan een historisch onderzoek:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

De Tweede Wereldoorlog duurde van:





A
1940 - 1945
B
1939 - 1944
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945

Slide 7 - Quiz

Wie was de leider van Engeland tijdens de Tweede Wereldoorlog?
A
Churchill
B
Mussolini
C
Roosevelt
D
Stalin

Slide 8 - Quiz


➤Welke Nederlandse stad werd in het begin van de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd?




A
Amsterdam
B
Den Haag
C
Rotterdam
D
Utrecht

Slide 9 - Quiz


➤Met welk land sloot Hitler voor de Tweede Wereldoorlog een niet-aanvalspact?




A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Sovjet-Unie
D
Tsjechoslowakije

Slide 10 - Quiz


➤De Tweede Wereldoorlog in Nederland begon op:




A
5 mei 1940
B
8 mei 1940
C
10 mei 1940
D
15 mei 1940

Slide 11 - Quiz


➤De Tweede Wereldoorlog eindigde in Nederland op:




A
10 mei 1944
B
10 mei 1945
C
5 mei 1945
D
4 mei 1945

Slide 12 - Quiz


➤Welk land stond in de Tweede Wereldoorlog aan de kant van Duitsland?




A
Luxemburg
B
Rusland
C
Japan
D
China

Slide 13 - Quiz


➤Door welke gebeurtenis eindigde de Tweede Wereldoorlog?




A
De atoombom op Nagasaki
B
De val van Berlijn
C
D-Day
D
Operatie Market-Garden

Slide 14 - Quiz


➤Wanneer gingen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten meedoen met de Tweede Wereldoorlog?




A
1939
B
1940
C
1941
D
1942

Slide 15 - Quiz


➤Bij welke gebeurtenis hoort de afbeelding?




A
Bombardement op Amsterdam
B
Bombardementen in Engeland
C
Overgave van Nederland
D
Het begin van de tweede wereldoorlog

Slide 16 - Quiz


➤Wat maakt de Sovjet-Unie tot een bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog?




A
Operatie Barbarossa
B
De Russische Revolutie
C
De aanval op Pearl Harbor
D
Het niet-aanvalsverdrag van 1939

Slide 17 - Quiz


➤Welke 2 landen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn bekend door hun wrede acties?




A
Italië & Zwitserland
B
Frankrijk & België
C
Japan & Nazi-Duitsland
D
VS & Engeland

Slide 18 - Quiz


De Duitse inval in Polen (oorzaak) was het begin van de Tweede Wereldoorlog (gevolg).

➤Wat voor soort gevolg is de Tweede Wereldoorlog in dit geval?




A
Bedoeld gevolg op lange termijn.
B
Bedoeld gevolg op korte termijn.
C
Onbedoeld gevolg op lange termijn.
D
Onbedoeld gevolg op korte termijn.

Slide 19 - Quiz


In 2010 werden deze lichtjes aangebracht. Alle lichtjes samen vormen een herinnering aan een historische gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog. 

➤ In welke stad werd dit gedaan?




A
Amsterdam
B
Utrecht
C
Den Haag
D
Rotterdam

Slide 20 - Quiz


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

➤In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?




A
Frankrijk – Polen – Sovjetunie
B
Frankrijk – Sovjetunie – Polen
C
Polen – Frankrijk – Sovjetunie
D
Polen – Sovjetunie – Frankrijk

Slide 21 - Quiz


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

Welke titel hoort bij de kaart van Europa?




A
bondgenoten van Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog
B
Duitsland, bondgenoten en door Duitsland bezette gebieden
C
landen die deelnemen aan de Tweede Wereldoorlog
D
lidstaten van de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog

Slide 22 - Quiz


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 23 - Quiz



De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.

➤Wat is de juiste volgorde?







A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 24 - Quiz


Hieronder staan vier beweringen over de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
➤Welke bewering is juist?









A
Alleen Joden waren verplicht altijd een persoonsbewijs bij zich te hebben.
B
Het grootste deel van de Joden kon de oorlog overleven dankzij de mogelijkheid om onder te duiken.
C
Joden werden vervolgd omdat ze tegen de nazi's waren en niet op de NSDAP stemden.
D
Na een razzia werden Joden afgevoerd naar doorgangskamp Westerbork.

Slide 25 - Quiz

Wat is Pearl Harbor?
A
Een Amerikaanse lanceerbasis.
B
Een Amerikaanse legerbasis.
C
Een Amerikaanse luchtmachtbasis.
D
Een Amerikaanse marinehaven.

Slide 26 - Quiz

Welke Japanse stad is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog NIET door de Amerikaanse gebombardeerd met een atoombom?
A
Nagasaki
B
Hiroshima
C
Kyoto

Slide 27 - Quiz

Duitsland heeft in de Tweede Wereldoorlog veel landen bezet. Een van de eerste landen die Duitsland bezette was Tsjecho-Slowakije.

Waarom vonden de geallieerden de Duitse bezetting van dit land te ver gaan?
A
Duitsland begon land te bezetten dat niet door Duitsers bewoond werd.
B
De Sovjet-Unie had de Duitsers bij de bezetting van Tsjecho-Slowakije geholpen.
C
Vooral de Fransen waren erg boos, omdat ze Tsjecho-Slowakije zelf wilden bezetten.
D
Duitse nazi's begonnen meteen Tsjechische joden te vermoorden.

Slide 28 - Quiz

In korte tijd veroverde het Duitse leger in de Tweede Wereldoorlog een zeer groot gebied. Vooral de snelle overwinning op Frankrijk maakte indruk. Hoe noemen we deze snelle manier van oorlog voeren (waar in korte tijd veel gebied werd veroverd)?

Slide 29 - Open question

Bron: "Een Russische journalist bracht op 11 februari 1945 verslag uit van de Slag van Stalingrad"
'Op de ochtend van 30 januari 1943 hebben alle legeronderdelen, die overal vandaan optrokken naar het centrum van Stalingrad, de krachten ten slotte gebundeld. De Duitse troepen waren eindelijk verpletterd. De Duitse soldaten die zich hadden overgegeven, waren in de straten bezig hun geweren, pistoolmitrailleurs en machinegeweren op te stapelen, toen plotseling een formatie Duitse transport-vliegtuigen verscheen die met een grote snelheid over de stad vloog. Ze lieten parachutes neerkomen met ladingen eten. Onze mannen maakten de pakketten open en waren dolblij met de worsten die voor veldmaarschalk Von Paulus waren.'
Wat maakt bovenstaande bron duidelijk?

A
De Duitsers probeerden Stalingrad met een luchtaanval te veroveren.
B
De Russen en de Duitsers zijn tot ver in de oorlog bondgenoten.
C
Duitse soldaten plegen liever zelfmoord dan zich over te geven.
D
De overwinning op het Duitse leger bij Stalingrad had het Russische leger uitgeput.

Slide 30 - Quiz

Hieronder staan vijf gebeurtenissen. Zet deze gebeurtenissen in de juiste (tijds)volgorde, zodat een juist oorzaak-gevolg-verhaal ontstaat:

1. Duitsland capituleert.
2. Duitsland valt Rusland aan.
3. Het Duitse leger wordt in Rusland verslagen.
4. Hitler pleegt zelfmoord.
5. Rusland valt Duitsland binnen en bezet Berlijn.
A
2 --> 3 --> 5 --> 4 --> 1
B
2 --> 3 --> 5 --> 1 --> 4
C
2 --> 3 --> 4 --> 5 --> 1
D
2 --> 5 --> 3 --> 4 --> 1

Slide 31 - Quiz

Waarom maakten Frankrijk en Groot-Brittannië zich in de Eerste Wereldoorlog zorgen over de Japanse aanwezigheid in de voormalige Duitse kolonies?
A
Ze waren bang dat de Japanners geïnteresseerd zouden raken in de ideeën van de nazi's
B
Ze waren bang dat Japan alle kolonies weer terug zou geven aan Duitsland.
C
Ze waren bang dat Japan ook de Franse en de Engelse kolonies zou gaan bezetten.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 32 - Quiz

Geef van de 5 voorbeelden aan of hier sprake is van 'verzet' of 'collaboratie':

1. Persoonsbewijzen vervalsen.
2. Joodse kinderen helpen.
3. Onderduikers verraden.
4. Illegale kranten verspreiden.
5. Nazi- propaganda verspreiden.
A
1. verzet, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. verzet, 5. collaboratie
B
1. collaboratie, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. verzet, 5. collaboratie
C
1. verzet, 2. verzet, 3. collaboratie, 4. collaboratie , 5. collaboratie
D
1. collaboratie, 2. collaboratie, 3. verzet, 4. collaboratie, 5. verzet

Slide 33 - Quiz

Bron: 'Lex van Weren overleefde het vernietigingskamp Auschwitz. Toen hij nog in Nederland was, moesten de joden een ster dragen. Van Weren zegt daarover het volgende:

Op een gegeven moment moesten wel gele sterren dragen. Dat vond ik wel vernederend, maar dan kwam er een typisch joodse gedachtegang naar boven: als het niet erger is dan dit, dan moeten we ons maar schikken. Je voelde je wel bedreigd, maar je dacht, deze ellende zal mijn deur wel voorbij gaan'.

Wat zegt de bron over het verloop van het vernietigingsproces?
A
Door het verloop van dit proces wisten de joden meteen dat ze vermoord zouden worden.
B
Het proces verliep zo geleidelijk dat de joden dachten dat het allemaal wel zou mee vallen.
C
In de woonplaats van Lex van Weren verliep het vernietigingsproces veel sneller dan elders.
D
Veel joden hadden er geen problemen mee dat ze voortaan met de gele ster over straat moesten.

Slide 34 - Quiz

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?

1. Chamberlain (zie afbeelding) lokte een oorlog met nazi-Duitsland uit.
2. In 1940 viel Duitsland Polen binnen.
3. Duitsland, Japan en Italië vormden een bondgenootschap.
A
1. onjuist, 2. onjuist, 3. juist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. juist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist
D
1. onjuist, 2. onjuist, 3. onjuist

Slide 35 - Quiz

Op de afbeelding zie je de bezette gebieden in Azië door Japan in de Tweede Wereldoorlog.

Waardoor kon Japan zonder al te veel problemen grote delen van China bezetten?
A
China bezat geen georganiseerde legermacht.
B
China was verzwakt door een burgeroorlog.
C
China wilde Japan geen weerstand bieden.
D
Chinese boeren verwelkomden de Japanners.

Slide 36 - Quiz

Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?

1. De Holocaust is een extreem voorbeeld van antisemitisme.
2. Antisemitisme is ontstaan aan het begin van de 20e eeuw.
3. De Japanners waren even antisemitisch als de nazi's.
A
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist
B
1. onjuist, 2. onjuist, 3. onjuist
C
1. juist, 2. juist, 3. onjuist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. juist

Slide 37 - Quiz

Hieronder staan vier oorzaken van de oorlog tussen de VS en Japan.

Welke oorzaak kun je zien als de AANLEIDING (dus geen oorzaak) van die oorlog?
A
Rond 1900 was Japan een grootmacht in Azië.
B
De VS maakten zich zorgen om de Japanse machtsuitbreiding in Azië.
C
Op 7 december 1941 vielen de Japanners Pearl Harbor aan.
D
De Japanse economie had een tekort aan grondstoffen.

Slide 38 - Quiz

Na de Februaristaking van 1941 gaven de Duitsers deze oproep uit, waarin ze aankondigden hard op te zullen treden tegen stakers.
In de oproep staan feiten en zinnen, die je niet zomaar als feit kunt aannemen. Welke zin kun je niet zomaar als feit aannemen?
A
'Joodse en communistische elementen proberen de arbeiders van Amsterdam opnieuw tot een staking op te hitsen.'
B
'Zij die tot ongeregeldheden of staking opruien worden voor de Krijsgraad gebracht.'
C
'Alle zakenlieden die proberen op werkdagen hun inrichtingen te sluiten, zullen met onteigening van hun zaak en hun vermogen gestraft worden.'

Slide 39 - Quiz