Hoofdstuk 14 Nig

In de sportschool
opdracht 1
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsBeroepsopleiding

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

In de sportschool
opdracht 1

Slide 1 - Slide

inschrijven
speciaal
conditie
waarschijnlijk
meedoen
gewicht

Slide 2 - Slide

heel veel
heel + adjectief
heel + substantief
veel + werkwoord
heel + veel + substantief
veel + te + adjectief
veel + adjectief

Slide 3 - Slide

heel veel
heel + adjectief
heel + substantief
veel + werkwoord
heel + veel + substantief
very
entire / whole
a lot
way too
veel + te + adjectief
veel + adjectief
much
 very much

Slide 4 - Slide

heel veel
een heel jaar
heel mooi 
heel + adjectief
heel + substantief
veel + werkwoord
heel + veel + substantief
very
entire / whole
a lot
way too
veel + te + adjectief
veel + adjectief
much
 very much

Slide 5 - Slide

heel veel
veel gedaan
een heel jaar
heel mooi 
heel + adjectief
heel + substantief
veel + werkwoord
heel + veel + substantief
very
entire / whole
a lot
veel te goedkoop
way too
veel + te + adjectief
veel + adjectief
much
 very much

Slide 6 - Slide

heel veel
heel veel taart
veel gedaan
een heel jaar
heel mooi 
heel + adjectief
heel + substantief
veel + werkwoord
heel + veel + substantief
very
entire / whole
a lot
veel te goedkoop
way too
veel + te + adjectief
veel goedkoper
veel + adjectief
much
 very much

Slide 7 - Slide

indirecte rede
Hij zegt dat het regent.
Hij vraagt of het regent.
Hij vraagt waarom het regent.
Het regent.
Regent het?
Waarom regent het?
Hij probeert of het lukt.
Hij vraagt of het lukt.
Hij kijkt of het regent.
Hij wil (niet) weten of het regent.
Hij zegt dat het lukt.
Hij wil dat het lukt.
Hij hoopt dat het regent.
Hij belooft (niet) dat hij komt.
Hij zorgt dat het af is.
Hij weet dat het af is.

Weet u waarom het regent.
hij vraagt hoelang het duurt.
Hij weet niet hoe laat het is.
Hij wil weten wat er gebeurd.

direct
indirect
onzekerheid &
gesloten vraag
statement
open vraag

Slide 8 - Slide

judo
schoon-springen
gewicht-heffen
honkbal
waterpolo
korfbal
boog-schieten
turnen
boksen
wielrennen
schermen
voetbal

Slide 9 - Drag question

judo
schoon-springen
gewicht-heffen
honkbal
waterpolo
korfbal
boog-schieten
turnen
boksen
wielrennen
schermen
voetbal

Slide 10 - Drag question

Johan Cruijff
Arjen Robbe
Ruud Gullit
honkbal
waterpolo
korfbal
boog-schieten
turnen
Dirk Kuijt
wielrennen
schermen
voetbal

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Slide

sprinten
roeien
badminton
honkbal
handbal
boksen
wielrennen
paardrijden
schermen
voetballen
turnen
gewichtheffen
basketbal / korgbal
vechtsport / judo
vechtsport / ?
schietsport
boogschieten
hardlopen
zeilen
volleybal
zwemmen
tennis
tafeltennis

Slide 13 - Slide

0

Slide 14 - Video

timer
15:00
Olympische Spelen
Olympische Spelen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

zullen
opdracht 7
Voorstel
Zal ik spaghetti carbonara maken?

Belofte
Ik zal spaghetti carbonara maken

Waarschijnlijkheid
Ze zal wel spaghetti carbonara gemaakt hebben.

Slide 17 - Slide

zullen - waarschijnlijkheid
één werkwoord
Ze komt nog. →
Ze zal nog wel komen
twee werkwoorden
Ze kan het adres wel vinden. → 
Ze zal het adres wel kunnen vinden.
perfectum
Ze heeft te veel gegeten. → 
Ze zal wel te veel gegeten hebben.
Voorstel
Zal ik spaghetti carbonara maken?
Belofte
Ik zal spaghetti carbonara maken
Waarschijnlijkheid
Ze zal wel spaghetti carbonara gemaakt hebben.

Slide 18 - Slide

zullen - waarschijnlijkheid
één werkwoord
Ze komt nog. →
Ze zal nog wel komen
twee werkwoorden
Ze kan het adres wel vinden. → 
Ze zal het adres wel kunnen vinden.
perfectum
Ze heeft te veel gegeten. → 
Ze zal wel te veel gegeten hebben.
Voorstel
Zal ik spaghetti carbonara maken?
Belofte
Ik zal spaghetti carbonara maken
Waarschijnlijkheid
Ze zal wel spaghetti carbonara gemaakt hebben.

Slide 19 - Slide

Komende zondag werk ik van 10.30 uur tot 14.00 uur.
Volgende week trouwt mijn broer. 
In augustus word ik 50.
Wat doe jij? 
morgen 
volgende week
na de lockdown
1. presens + tijdsaanduiding (standaard)
Je vertelt over een tijd die nog moet komen.

Slide 20 - Slide

2. werkwoord gaan + infinitief 
Mark gaat biologie studeren.
Mijn broer gaat trouwen.
Ik ga mijn 60ste verjaardag vieren.
Wat doe jij? 
morgen 
volgende week
na de lockdown
Je vertelt over een plan of een intentie.

Slide 21 - Slide

3. werkwoord zullen + infinitief 
De voorstelling zal om acht uur precies beginnen. 

Volgend jaar zal mijn broer trouwen.
Ik zal mijn verjaardag vieren.
Wat doe jij... 
morgen 
volgende week
na de lockdown
Het gaat bijna zeker gebeuren. Formele context.

Slide 22 - Slide

1. presens + tijdsaanduiding (standaard)
Je vertelt over een tijd die nog moet komen.
2. werkwoord gaan + infinitief 
3. werkwoord zullen + infinitief 
Je vertelt over een plan of een intentie.
Het gaat bijna zeker gebeuren. Formele context.

Slide 23 - Slide

Komende zondag werk ik van 10.30 uur tot 14.00 uur.
1. presens + tijdsaanduiding (standaard)
Je vertelt over een tijd die nog moet komen.
2. werkwoord gaan + infinitief 
Mijn broer gaat trouwen.
3. werkwoord zullen + infinitief 
De voorstelling zal om acht uur precies beginnen. 

Je vertelt over een plan of een intentie.
Het gaat bijna zeker gebeuren. Formele context.

Slide 24 - Slide

2. werkwoord gaan + infinitief 
Mark gaat biologie studeren.
Mijn broer gaat trouwen.
Ik ga mijn 60ste verjaardag vieren.
Je vertelt over een plan of een intentie.

Slide 25 - Slide

3. werkwoord zullen + infinitief 
De voorstelling zal om acht uur precies beginnen. 

Volgend jaar zal mijn broer trouwen.
Ik zal mijn verjaardag vieren.
Het gaat bijna zeker gebeuren. Formele context.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

aanstaande...
afgelopen
binnenkort
dan
eergisteren
... geleden
gisteren
komende ...
morgen
nu
op dat moment
op dit moment
ooit
over ...
overmorgen
straks
tegenwoordig
toen
vandaag
voorbij
vorige ...
vroeger

Slide 28 - Slide

Hoofdstuk 14

Slide 29 - Slide


Maak aantekeningen van wat je ziet.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

uitspraak oe - u - uu

Slide 32 - Slide

  • Taaltempo 12
  • Vraag iemand om informatie over sport: een sportschool, welke sport leuk is, of je die sport ook in jouw woonplaats kunt doen. OF Bel de sportschool en vraag welke mogelijkheden er zijn voor jou, wat een abonnement kost etc.

Slide 33 - Slide

huiswerk
www.coutinho.nl
Zullen – waarschijnlijkheid
Futurum
nieuwe woorden gebruiken

Slide 34 - Slide