Unit 3: Week 2

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 24 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Les 1

Lesdoelen

Je leert nieuwe woorden over kleding.
Je kent de tegenwoordige tijd.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1:
Wat weet je nog van vorige week? De tegenwoordige tijd...

Maak de oefeningen op het werkblad.






Slide 3 - Slide

Het werkblad staat op de drive. Ook de antwoorden staan in een apart document.
Opdracht 1 vervolg:
Welke woorden in de zinnen zijn gelinkt aan kleding en shoppen voor kleding?

- Onderstreep de woorden
- Vertaal






Slide 4 - Slide

De leerlingen onderstrepen op hun werkblad van de vorige oefening alle woorden die te maken hebben met de woordenschat vb. maat, beschikbaar, blauw etc. 
Daarna bekijk je samen de woorden en wat ze betekenen. Ze kunnen deze woorden eventueel toevoegen aan hun woordenlijst/notities.

Slide 5 - Slide

Doe dit spel met de leerlingen in groepjes van 2. Het document staat op de drive.
Opdracht 3:
Bekijk de video.
Maak notities.
Beantwoord de vragen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Opdracht 3:
1.  Dag mevrouw, ....?
2. Wat zijn de 2 opvolgvragen? 
3. Welke maat heeft de vrouw?
4. Where are the fitting rooms? (in Dutch)
5. Waar of niet waar? De eerste trui is goed van maat.
6. Hoeveel kost de trui?





Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3 vervolg:
Were the questions on the previous slide strand 1, 2 or 3 questions?

What could be examples of questions for the other strands?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Les 2

Lesdoelen

Je kan prijzen en kleuren zeggen in het Nederlands.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

Speel zeeslag met de leerlingen. Het document staat op de drive.

1. Ze vullen hun eigen werkblad in met een aantal woorden van hun woordenschatlijst. 

2. Per 2 spelen ze het spel.

3. Het doel is om elkaars schepen te doen zinken door vb. 3 en geel te zeggen.
Opdracht 2:
How do you say these in Dutch?

1. How much does the coffee cost?
2. How much does the book cost?
3. How much does the croissant cost?

Slide 12 - Slide

De leerlingen schrijven deze zinnen op in hun notities.

Luister naar de antwoorden in de video (volgende slide). Overloop met de leerlingen de prijzen. Sta vooral even stil bij de derde en de opties hiervoor:

1 euro 50 cent
1 euro 50
1, 50

Stop daar de video.

Slide 13 - Video

Bekijk de video en laat de kinderen de vragen op de vorige slide beantwoorden.

Slide 14 - Video

Gebruik deze video om het zeggen van prijzen te oefenen. Pauzeer de video na het zien van een item en een prijs. Laat een leerling de prijs zeggen of laat leerlingen in groepjes de vraag stellen en het antwoord geven aan elkaar.
Opdracht 3:
1.  Finish the question: Dag mevrouw, ....?
2. Wat zijn de 2 opvolgvragen (following questions)? 
3. Welke maat heeft de vrouw? 
4. Vertaal: Where are the fitting rooms? (in Dutch)
5. Waar of niet waar? De eerste trui is goed van maat.
6. Hoeveel kost de trui?





Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Les 3

Lesdoelen

Je kan een gesprekje voeren in een kledingwinkel.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1:
🧥 "Ask if the jacket is available in a bigger size."
👖 "Say you're looking for a pair of jeans that is comfortable."
🎨 "Ask if the jumper is available in another colour."
🏷️ "Ask if there are any sales going on at the moment." (+++)
🛒 "Complain in a polite way about size of the T-shirt."
👗 "Say you're looking for a dress for a party."
📏 "Ask if someone can help you with the right size.''

Slide 18 - Slide

Hoe zeg je...?
Opdracht 1:
🧥 "Vraag of de jas ook in een grotere maat beschikbaar is."
👖 "Zeg dat je een spijkerbroek zoekt die comfortabel zit."
🎨 "Vraag of de trui ook in een andere kleur beschikbaar is."
🏷️ "Vraag of er op dit moment een uitverkoop is."
🛒 "Klaag beleefd over de maat van het T-shirt."
👗 "Zeg dat je een jurk zoekt voor een feest."
📏 "Vraag of iemand je kan helpen de juiste maat te vinden.''

Slide 19 - Slide

Hoe zeg je...?
Opdracht 2:
1. Je werkt per 2.
2. Je gebruikt een item zoals een balletje of gum.
3. Maak een gesprekje van min. 10x heen en weer gooien van het item (ping pong).
1 leerling is de verkoper/verkoopster, de andere leerling is de klant

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Extra oefeningen
- Kahoot! met woordenschat kleding
- Wordwall over kleuren
- Wordwall over cijfers

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Link

This item has no instructions

Slide 23 - Link

This item has no instructions

Slide 24 - Link

This item has no instructions