1. Ik kan zinnen bevestigend en vragend maken
Maak bij de volgende antwoorden een passende w-vraag. Kies hiervoor een van de volgende vraagwoorden: wer - wie - was - wo
1. Wie heißt das Mädchen? --> Das Mädchen heißt Mirella.
2. Wo wohnt ihr? --> Wir wohnen in München.
3. Was ist dein Hobby? --> Mein Hobby ist Gitarre spielen.
Het werkwoord komt in een w-vraag dus altijd op de ....... plek!