5.2 Wat wordt de prijs

Programma 
  • Toets bespreken
  • Evaluatie invullen over de toets
  • Planning komende periode
  • Uitleg 5.2
  • Maken 5.2  
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma 
  • Toets bespreken
  • Evaluatie invullen over de toets
  • Planning komende periode
  • Uitleg 5.2
  • Maken 5.2  

Slide 1 - Slide

5 Wat levert het op?
5.2 Wat wordt de prijs?

Slide 2 - Slide

5.2 Wat wordt de prijs?
  • Ik kan uitleggen wat de brutowinstopslag is.
  • Ik kan met behulp van de inkoopprijs en de brutowinstopslag de verkoopprijs berekenen.
  • Ik kan met behulp van de afzet en de verkoopprijs de omzet berekenen.

Begrippen: inkoopprijs, brutowinstopslag, verkoopprijs, afzet en omzet 

Slide 3 - Slide

De kassabon ontleedt
Verkoopprijs
De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW waaraan een product wordt verkocht. 

    De verkoopprijs is voor de winkelier!

      Slide 4 - Slide

      De kassabon ontleedt
      BTW
      Bij elke aankoop die een consument doet, moet hij belasting betalen. Dit noemen we de BTW.

      • levensmiddelen: 9%
      • luxegoederen: 21%

      De BTW is voor de Belastingdienst!
      • Winkel ontvangt de BTW van consument.
      • Winkel stort BTW door naar Belastingdienst.

      Slide 5 - Slide

      De kassabon ontleedt
      Consumentenprjs
      De consumentenprijs is de prijs die een consument betaalt in de winkel. 

      De consumentenprijs bestaat uit 2 delen:
      • verkoopprijs
      • 9 of 21% BTW

      De consumentenprijs is dus inclusief btw.

      Slide 6 - Slide

      Welke kosten heeft een winkelier?

      Slide 7 - Mind map

      De inkoopprijs is?
      A
      Wat een consument betaalt
      B
      Wat een bedrijf betaalt

      Slide 8 - Quiz

      5.2 Wat wordt de prijs?            Inkoopprijs
      Een winkelier koopt zijn producten in bij een groothandel.

      Een winkelier moet ervoor zorgen dat die de inkoopprijs zeker terugverdient.

      Slide 9 - Slide

      inkoopprijs  € 0,80
      verkoopprijs
      € 1,20
      brutowinstmarge
      + € 0,40

      Slide 10 - Slide

      5.2 Wat wordt de prijs?          Verkoopprijs
      De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW waarvoor een product wordt verkocht. 

      (De BTW is niet voor het bedrijf, maar voor de belastingdienst!)

      Slide 11 - Slide

      5.2 Wat wordt de prijs?        Brutowinstmarge
      verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge 
      Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. Een deel daarvan gaat op aan bedrijfskosten.


      Voorbeeld: 
      Een autozaak betaald 21.000 euro als inkoopprijs. De brutowinstmarge die de autozaak hanteert is 35%. De inkoopprijs wordt dan als volgt berekent:

      21.000 : 100 = 210 (1%)
      210 x 35% = 7350 euro brutowinstmarge 
      Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge 
      21000 + 7350 = 28.350 euro 

      De auto wordt verkocht voor 28.350 euro. 


      Slide 12 - Slide

      5.2 Wat wordt de prijs?       Afzet
      De afzet is het aantal producten dat je verkoopt.

      Bijvoorbeeld 10 pizza's
      of 50 ijsjes 

      Slide 13 - Slide

      5.2 Wat wordt de prijs?               Omzet
      De omzet is de verkoopopbrengst exclusief BTW.

                                             
      omzet = afzet x verkoopprijs (excl. BTW) 

      Ik heb 10 pizza's verkocht voor 8 euro per stuk 
                                         

      Slide 14 - Slide

      5.2 Wat wordt de prijs?               Omzet
      • De afzet is het aantal producten dat je verkoopt.
      • De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW.
      • De omzet is de verkoopopbrengst exclusief BTW.

      afzet x verkoopprijs = omzet

      2000 hamburgers x € 5,00 per hamburger = € 10.000 opbrengst

      Slide 15 - Slide

      Wat is de brutowinstopslag?
      A
      De inkoopprijs.
      B
      Het verlies.
      C
      Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt.
      D
      Het hele bedrag dat de klant moet betalen voor het product.

      Slide 16 - Quiz

      De brutowinstmarge is 25% VAN DE inkoopprijs. Hoe veel % is de inkoopprijs?
      A
      100%
      B
      125%
      C
      75%

      Slide 17 - Quiz

      De verkoopprijs is...
      A
      de prijs exclusief btw
      B
      de prijs inclusief btw

      Slide 18 - Quiz

      We willen t-shirts verkopen, deze kopen we in voor 4 euro. We gebruiken een brutowinstmarge van 80%.

      Wat word de verkoopprijs?

      Slide 19 - Open question

      De inkoopprijs is?
      A
      Wat een consument betaalt
      B
      Wat een bedrijf betaalt

      Slide 20 - Quiz

      De verkoopprijs is...
      A
      de prijs exclusief btw
      B
      de prijs inclusief btw

      Slide 21 - Quiz

      We willen t-shirts verkopen, deze kopen we in voor 7 euro. We gebruiken een brutowinstmarge van 60%.

      Wat wordt de verkoopprijs?

      Slide 22 - Open question

      Hoe bereken je de omzet?
      A
      afzet x consumentenprijs = omzet
      B
      brutowinst - inkoopwaarde = omzet
      C
      afzet x verkoopprijs = omzet
      D
      inkoopwaarde - brutowinst = omzet

      Slide 23 - Quiz

      Ron verkoopt 300 ijsjes op het strand van Groede voor € 1,50 per stuk. Zelf kocht hij de ijsjes in voor € 0,50 per stuk.

      Bereken zijn omzet.

      Slide 24 - Open question

      Aan de slag
      H5.2 maken
      Zet dit in je plenda als huiswerk
      Dit heb je di 14 mei af

      Slide 25 - Slide

      5.2 Wat wordt de prijs?
      • Ik kan uitleggen wat de brutowinstopslag is.
      • Ik kan met behulp van de inkoopprijs en de brutowinstopslag de verkoopprijs berekenen.
      • Ik kan met behulp van de afzet en de verkoopprijs de omzet berekenen.

      Begrippen: inkoopprijs, brutowinstopslag, verkoopprijs, afzet en omzet 

      Slide 26 - Slide