Persoonsvorm (herkennen en weergeven)
Bijvoeglijk naamwoord (herkennen en weergeven)
Werkwoord-spelling (Gebruiken van de juiste werkwoordspelling in een context of zinsverband)
Spelling vaste woorden (Herkennen van de juiste spelling van vaste woorden)
Interpunctie (Herkennen van fouten in de interpunctie en hoofdlettergebruik)
Interpunctie (Correct gebruiken van de interpunctieregels)
Zinsdelen (Functies van de grammaticale structuur in een zin herkennen)