2.4 Spiegelbeelden

2.4 Spiegelbeelden en spiegelwet
toets 4
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.4 Spiegelbeelden en spiegelwet
toets 4

Slide 1 - Slide

Herhaling
Voorkennis
Licht verplaatst zich via rechte lijnen.
Licht komt uit een lichtbron (= voorwerp dat licht maakt).
Er zijn natuurlijke lichtbronnen (= niet door de mens gemaakt) en kunstmatige lichtbronnen (= wel door de mens gemaakt)

Direct licht is licht dat van de lichtbron komt en direct op een voorwerp schijnt.

Licht kan niet om een hoekje maar ook niet door voorwerpen heen, dan ontstaat er een plek zonder licht = schaduw.
voorbeeld natuurlijke lichtbron:
  • zon
  • bliksem
  • vuurvliegjes, zeevonk, glimworm
voorbeelden kunstmatige lichtbron
  • kaars
  • lamp
  • openhaard
  • tv

Slide 2 - Slide

Herhaling
Voorkennis
Hoeken meten (wiskunde)
Gebruik je geodriehoek.


Slide 3 - Slide

Doelen van deze les.
  • De begrippen difuse en spiegelende terugkaatsing in eigen woorden kunnen uitleggen. 
  • De spiegelwet kennen en kunnen toepassen bij een constructie tekening
  • De begrippen normaal, invallende lichtstraal, teruggekaatste lichtstraal, hoek van inval, hoek van terugkaatsing kennen en kunnen toepassen in een tekening. 

Slide 4 - Slide

Spiegelende terugkaatsing
Een lichtbundel die uit één richting op een glad, spiegelend oppervlak komt, wordt onder de zelfde hoek teruggekaatst. Dus gaat ook één richting op. 

Slide 5 - Slide

Diffuse terugkaatsing
Als een lichtbundel op een ruw oppervlakte komt, dan kaatst hij naar alle kanten terug.
Hierdoor kun je overal (binnen dezelfde ruimte) het voorwerp zien.

Slide 6 - Slide

Een lamp is op een witte muur gericht. De ruwe muur weerkaatst het licht.
Er is hier sprake van ...
A
Absorptie
B
Spiegeling
C
Spiegelende terugkaatsing
D
Diffuse terugkaatsing

Slide 7 - Quiz

De zon schijnt op het stilstaande water in een emmer in de tuin.
Er is hier sprake van ...
A
Absorptie
B
Spiegeling
C
Spiegelende terugkaatsing
D
Diffuse terugkaatsing

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Spiegelwet
Een lichtstraal die op een spiegel valt, kaatst onder dezelfde hoek weer terug.
hoek i = hoek t.

Hiervoor moet je eerst de normaal tekenen. Dit is een hulplijn die loodrecht op de spiegel staat op de plek waar de invallende lichtstraal de spiegel raakt.
De normaal wordt als stippellijn getekend.
maak aantekeningen!

Slide 10 - Slide

Spiegelwet
de rode straal loopt naar de spiegel toe (kijk naar de pijl) en heet de invallende lichtstraal.
de hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal noem je de hoek van inval
(hoek i of      )
maak aantekeningen!
i

Slide 11 - Slide

Spiegelwet
de paarse straal loopt van de spiegel af (kijk naar de pijl) en heet de teruggekaatste lichtstraal.
de hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal noem je de hoek van terugkaatsing (hoek t of      )
maak aantekeningen!
t

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Belangrijke woorden bij constructie

Hoek van inval (hoek i of       )

Normaal (stippellijn)

Hoek van terugkaatsing (hoek t of    )

 
i
t

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

oefening
Bekijk de tekening goed.

Welke straal is hier getekend?

Slide 16 - Slide

Welke straal is hier getekend?
A
de invallende lichtstraal
B
de teruggekaatste lichtstraal
C
kun je niet zien

Slide 17 - Quiz

Oefening
Bekijk de tekening goed.

Teken de tekening zo goed mogelijk over.
gebruik je geodriehoek zodat de lijnen recht zijn.(de hoek tussen de spiegel en de lijn is ongeveer 39 graden)

Construeer (= teken met een goede schematische tekening) de invallende lichtstraal 
  • Teken eerst de normaal (stippellijn)
  • meet de hoek tussen de lichtstraal en de normaal
  • teken dezelfde hoek tussen de normaal en de invallende lichtstraal
  • o ja de hoek is ongeveer 50 graden

Slide 18 - Slide

Antwoord (6 punten)
  • je hebt de normaal getekend als een stippellijn (= 1 punt) op de juiste plaats (= 1 punt)
  • Je hebt de hoek t gemeten met je geodriehoek en het aantal graden er bij geschreven (= 1 punt)
  • Je hebt de invallende lijn getekend met de hoek i (= 1 punt) met je geodriehoek (= 1 punt) en een pijlpunt voor de richting (= 1 punt)

Slide 19 - Slide