Vaak weten we wel hoe een stoornis er uit ziet
Voor herstel moet je méér begrijpen van een stoornis, dan alleen de symptomen….
De vier vormen van herstel hangen met elkaar samen en beïnvloeden elkaar.
Klinisch herstel betreft het op de remissie van symptomen en zo mogelijk op genezing gerichte werk van hulpverleners en behandelaren. Somatische, psychologische en farmacologische interventies, die bijdragen aan ontwenning of terugval voorkomen, vallen onder deze categorie.
Functioneel herstel: het herstel van psychische functies die als gevolg van de aandoening zijn verminderd of aangetast, of niet goed zijn ontwikkeld. Hier onder vallen de hogere, executieve functies zoals zelfbeheersing, kunnen maken van plannen, zichzelf kunnen motiveren, de zelfspraak etc. De executieve functies liggen aan de basis van de zelfregulatie. Aandacht voor het herstel van functies is (impliciet) een onderdeel van de drie andere aspecten of vormen van herstel; zo is herstel van functies uiteraard een aspect van een behandeling, bijvoorbeeld met geneesmiddelen. Maar herstel van de executieve functies, waardoor het psychische capaciteiten van mensen om meer greep te krijgen op zichzelf en daardoor beter (met anderen) hun doelen kunnen bereiken, is veelal een lang leerproces. Aparte trainingen, met een focus op het dagelijks leven, kunnen vereist zijn. Integratie in behandel- of rehabilitatieprogramma’s is ook mogelijk. Functioneel herstel kan plaatsvinden als er van klinisch herstel geen of slechts partieel sprake is. Deels zijn er allerlei interventies beschikbaar. Een voorbeeld is de aantasting van de werkgeheugenfunctie in relatie tot een psychische stoornis; trainingen van het werkgeheugen bevorderen functioneel herstel en dragen tevens bij aan de kans op klinisch herstel. Een voorbeeld buiten de psychiatrie betreft logopedie, fysiotherapie en ergotherapie ten behoeve van het herstel van (psycho)motorische functies na een beroerte.
Maatschappelijk herstel betreft de verbetering van de positie van het individu op het vlak van wonen, werk, inkomen en sociale relaties. Het gaat hierbij om het benutten of vergroten van de kansen die de samenleving biedt om de autonomie te vergroten. De afname van stigmatisering en de maatschappelijke bereidheid om specifieke voorzieningen te treffen zijn hiervan belangrijke aspecten. Instellingen kunnen, samen met patiëntenorganisaties, door sociale of politieke actie op dit vlak veel bereiken.
Persoonlijk herstel betreft het zélf betekenis kunnen verlenen aan datgene wat in het verleden is gebeurd en het stap voor stap meer greep krijgen op het eigen leven, in verleden, heden en toekomst. Het gaat om de eigen wil tot herstel en het zelf doelen stellen, belangrijke zo niet essentiële voorwaarden voor herstel. Voor mensen die een langdurende aandoening hebben en het risico lopen ‘hun ziekte of hun stoornis’ te zijn geworden, kan het vormen van een (nieuwe) identiteit belangrijk zijn, evenals een hernieuwde oriëntatie op persoonlijke en/of in de gemeenschap gekoesterde waarden. Wat voor individuen belangrijk is en wat niet, maken zij uiteindelijk zelf uit. Cruciaal is wel of ze hun intrinsieke motivatie kunnen vasthouden. Dit kan bepalend zijn voor de vraag of mensen wel of niet uit vrije wil meewerken aan een behandelplan, zoals trouw blijven aan de medicatievoorschriften of een programma afronden.