Quiz "toerisme"

Recreatie quiz Toerisme
1 / 33
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Recreatie quiz Toerisme

Slide 1 - Slide

Indeling quiz
20 vragen:
  • 10 meerkeuzevragen
  • 2 sleepvragen
  • 3 foto vragen
  • 5 topo vragen

Slide 2 - Slide

Recreatie, wat houdt dat in?
A
Alle activiteiten die overblijven na externe en verplictingen
B
Activiteiten uitvoeren in je vrije tijd
C
Alle activiteiten die je in je vrije tijd verricht en die voor jou ontspannend zijn
D
Alle activiteiten in je eigen stad/dorp

Slide 3 - Quiz

Wat wordt onder vrije tijd verstaan?
A
Eigentijdsbesteding
B
De tijd tussen het thuiskomen en naar bed gaan
C
De tijd die overblijft na het uitvoeren van arbeid en studie
D
Alle tijd die overblijft na externe en noodzakelijke verplichtingen

Slide 4 - Quiz

Wat is toerisme?
A
Op vakantie gaan
B
Recreatie gericht op het reizen en verblijven buiten de eigen woonomgeving.
C
Activiteiten die je uitvoert in je thuis- en leefomgeving
D
Alles wat met vrije tijd en ontspanning buiten de eigen omgeving te maken heeft

Slide 5 - Quiz

''Delilah reist van Chicago naar New York voor haar studie.'' Hoe noemen wij dit soort toerisme?
A
Binnenlands toerisme
B
Migratie
C
Zakentoerisme
D
Verblijfstoerisme

Slide 6 - Quiz

Wat is de betekenis van het begrip uurrecreatie?
A
Alle vrijetijdsactiviteiten die minder dan twee uur duren
B
Alle vrijtijdsactiviteiten die minder dan één uur duren
C
Alle vrijetijdsactiviteiten die men uitvoert met twee of meerdere personen
D
Alle recreatie in de openbare ruimte

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van uurrecreatie?
A
Vanuit Groningen naar Scheveningen rijden voor een wandeling over het strand
B
30 Seconds spelen bij je vrienden die 500 meter naast je wonen
C
Naar de vakantiebeurs in Utrecht
D
Vanuit Sneek een dagje naar het strand van Makkum (Friesland) met je vrienden

Slide 8 - Quiz

''Onder dagrecreatie worden alle activiteiten verstaan die minimaal 2 uur en
maximaal 12 uur duren en waarbij geen overnachting plaatsvindt.''
A
Eens
B
Oneens

Slide 9 - Quiz

Onder andere werk begrip hoort bij verblijfsrecreatie?
A
Korte vakanties
B
Middellange vakanties
C
All-inclusive vakanties (Al)
D
Daguitstappen

Slide 10 - Quiz

Als je een weekend in een bungalowpark boekt, heb je een lange vakantie.


A
Eens
B
Oneens

Slide 11 - Quiz

Als je een midweek
Centre Parcs boekt, heb je een korte vakantie.
A
Oneens
B
Eens

Slide 12 - Quiz

Sleep het juiste antwoord naar het juiste begrip

Slide 13 - Slide

Recreatie
Toerisme
Met Transavia naar Lloret de Mar
Koken met je vrienden 
Fietsen in het park
Met de trein naar Maastricht voor een shopmiddag
Weekendje Centre Parcs Zandvoort met de auto

Slide 14 - Drag question

Juiste antwoorden sleepvraag 1
Recreatie:
-Fietsen in het park
-Koken met je vrienden

Toerisme
-Met de trein naar Maastricht voor een shopmiddag 
-Weekendje Centre Parcs met de auto
-Met Transavia naar Lloret de Mar

Slide 15 - Slide

Dagrecreatie 
Verblijfsrecreatie
Skûtsjesilen op de Friese Meren
Nachtje weg naar het Hilton Hotel Amsterdam
Een week door Zuid-Limburg reizen 
Een dagje suppen in Groningen
Vanuit Dokkum naar de Efteling 
Op wintersport naar de Alpen voor 1 week

Slide 16 - Drag question

Juiste antwoorden sleepvraag 2
Dagrecreatie
-Skûtsjesilen op de Friese Meren
-Een dagje suppen in Groningen
-Vanuit Dokkum naar de Efteling

Verblijfsrecreatie:
-Nachtje weg naar Hilton Hotel Amsterdam
-Een week door Zuid-Limburg reizen
-Op wintersport naar de Alpen voor 1 week

Slide 17 - Slide

Typ het juiste begrip dat bij de afbeeldingen hoort
Elke afbeelding blijft 15 seconden in beeld

Slide 18 - Slide

Kijk goed naar de afbeelding 

Slide 19 - Slide

Om wat voor soort recreatie ging het op de vorige afbeelding?

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Om wat voor soort toerisme ging het op de vorige afbeelding?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Om wat voor soort vakantie ging het op de vorige afbeelding? (Verblijfsrecreatie)

Slide 24 - Open question

Topovragen
Elke afbeelding blijft 15 seconden in beeld

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Welke provincie zagen wij op de vorige afbeelding?
A
Gelderland
B
Flevoland
C
Limburg
D
Overijssel

Slide 27 - Quiz

Welke 2 steden liggen in deze provincie?
A
Zwolle & Hengelo
B
Breda & Venlo
C
Kampen & Apeldoorn
D
Hilversum & Deventer

Slide 28 - Quiz

Let op het rood gekleurde eiland

Slide 29 - Slide

Om welk eiland ging het op de vorige afbeelding?
A
Schiermonnikoog
B
Texel
C
Vlieland
D
Ameland

Slide 30 - Quiz

Let op provincie C

Slide 31 - Slide

Welke provincie werd aangegeven met de letter 'C' ?
A
Groningen
B
Friesland
C
Zeeland
D
Drenthe

Slide 32 - Quiz

Wat is de hoofdstad van deze provincie?
A
Assen
B
's-Hertogenbosch
C
Emmen
D
Arnhem

Slide 33 - Quiz