2.3 Wie leent, maakt schulden

2.3 Wie geld leent, maakt schulden
Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen erbij.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.3 Wie geld leent, maakt schulden
Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen erbij.

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van
§ 2.2 Ga je sparen of beleggen?

Slide 2 - Mind map

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • waarom mensen lenen en waarop je moet letten als je geld leent
  • hoe je de kosten van een lening berekent
  • wat voor leningen een bank verstrekt
  • hoe een leverancier krediet kan geven
  • wat het bijzondere is van een hypothecaire lening

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Leenmotieven
  • Een dure aankoop wil je niet uitstellen. 
              Je wilt meteen van je aankoop gebruikmaken.
  • Je moet een tijdelijk geldtekort overbruggen.
               Bijvoorbeeld tot je binnenkort weer voldoende geld hebt.
  • Je hebt onverwacht dringend geld nodig.
                Bijvoorbeeld voor een onverwachte reparatie.
  • Je wilt een huis kopen.
                 Het zou veel te lang duren voor je voldoende geld voor een huis gespaard hebt.





Slide 5 - Slide

Moet je wel lenen?
Voordat je leent, moet je je afvragen:

  • Hoe hoog worden je maandlasten?
  • Hoelang moet je die betalen?
  • Kun je die extra maandlasten wel betalen?



Slide 6 - Slide

Kredietkosten
Als je bij een bank een lening (krediet) hebt afgesloten,
moet je:
  • er rente over betalen = vergoeding voor het lenen.
  • de lening aflossen = het geleende bedrag terugbetalen

De rente en aflossing samen betaal je in termijnen.

Alles wat je méér terugbetaalt dan je geleend hebt, zijn de kredietkosten.
De kredietkosten bestaan uit rente plus soms administratiekosten.




Slide 7 - Slide

Berekening Kredietkosten

Slide 8 - Slide

Voorbeeld kredietkosten
Lieke gaat een motor kopen leent €8.000. De lening betaalt ze in drie jaar (36 maanden) terug in maandtermijnen van €244. Bereken de kredietkosten.

Kredietkosten = termijnbedrag x aantal termijnen - krediet
244 x 36 - 8.000 = €784

Slide 9 - Slide

Kredietvormen

Slide 10 - Slide

De maandtermijn verdelen in rente en aflossing

Slide 11 - Slide

Kredietvormen bij leveranciers

Slide 12 - Slide

Hypothecaire lening
Hypothecaire lening (hypotheek) = lening voor aankoop van een woning.
  • Looptijd: meestal dertig jaar.
  • Het huis is onderpand voor de bank. De bank mag het huis verkopen als je de rente en aflossing niet meer kunt betalen.



Slide 13 - Slide

Aan het werk!
Maken:
Paragraaf 2.3 – opgaven 4, 6, 8, 9, 11, 12 



Slide 14 - Slide

Afsluiten

Slide 15 - Slide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Weet je waarom mensen lenen en waarop je moet letten als je geld leent


Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 17 - Poll

Weet je hoe je de kosten van een lening berekent


Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 18 - Poll

Weet je wat voor leningen een bank verstrekt



Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 19 - Poll

Weet je hoe een leverancier krediet kan geven
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 20 - Poll

Weet je wat het bijzondere is van een hypothecaire lening

Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 21 - Poll