Thema 7 BS4, 5 en 6: veranderende ecosystemen en duurzaamheid en kringlopen

Thema 7 Ecologie en milieu

BS4 Veranderende ecosystemen
BS5 -> Duurzaamheid en Natuurbescherming
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 51 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 7 Ecologie en milieu

BS4 Veranderende ecosystemen
BS5 -> Duurzaamheid en Natuurbescherming

Slide 1 - Slide

Aan de slag
Maken opdracht 25, 30, 32, 36, 42-51
en begrippenlijsten BS 4, 5 en 6

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten
- Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven
- Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren
- Je kunt de voornaamste oorzaken en gevolgen van milieuproblemen benoemen
- Je kunt uitleggen wat onder duurzame ontwikkeling wordt verstaan
- Je kunt maatregelen voor natuurbescherming benoemen en uitleggen


Slide 3 - Slide

Veranderingen in een ecosysteem
Successie = verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, waardoor deze geleidelijk overgaat in een andere. 

Nadat pioniers zich gevestigd hebben, veranderen de omstandigheden. Er wordt meer grond vastgehouden en er ontstaat humus.

Slide 4 - Slide

Pionierecosysteem
Op kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie heten pioniers. Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als temperatuur betreft.
Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 5 - Slide

Humus
Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeterd zijn. Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen.

Slide 6 - Slide

Climaxstadium
Laatste stadium: climaxstadium: grote biodiversiteit, weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten, kleine aantallen per soort.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

eerste pioniersplanten
grotere pioniersplanten volgen

Slide 9 - Slide

grotere planten, dieren
climaxstadium

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Successie
Levensgemeenschappen volgen elkaar op. Tot een stabiel ecosysteem ontstaat: climaxecosysteem.

Pioniersecosysteem: eerste organismen die zich vestigen.
Subclimax: ecosysteem in een successiereeks instantgehouden door mensen.

Slide 12 - Slide

In een tropisch regenwoud: 
  • zoveel soorten 
  • dode resten supersnel opgeruimd
  • mineralen weer supersnel opgenomen door planten
  • daarom juist dunne humuslaag

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Kale grond zonder humuslaag
Kale grond mét humuslaag
Climaxecosysteem
Primaire successie
Secundaire successie
Start:
Finish:

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Voorbeelden:
strand -> duinen -> bos
zand -> heide -> bos
plas -> veen/moeras -> bos
rots onder water -> koraalrif
kale grond -> steppe/prairie -> (regen)woud

Slide 17 - Slide

Modelleren
  • Vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid

Slide 18 - Slide

Evenwicht
  • Kantelpunt tussen stabiele evenwichten
  • Instabiel evenwicht gemakkelijk verstoord

Slide 19 - Slide

Voorbeeld:
 2 evenwichtssituaties

Konijnen eten grassen en andere planten. Als de planten niet worden gegeten verdringen ze de grassen.

Wat gebeurt er bij een lage dichtheid aan konijnen?

Slide 20 - Slide

2 evenwichten
Dus bij weinig konijnen weinig gras en bij veel konijnen veel gras. Dit is in beide situaties in evenwicht.

Wat gebeurt er als er nu een epidemie komt onder de konijnen?

Slide 21 - Slide

Evenwicht verstoord
Instabiel bij een epidemie: populatie konijnen neemt sterk af > houtachtige planten groeien en verdringen de grassen > geen voedsel voor konijnen, want die kunnen de houtachtige planten niet verteren

Gevolg--> populatie planten en konijnen zal niet meer hetzelfde zijn als voor de epidemie.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

2 Belangrijkste oorzaken
  1. Bevolkingsgroei
  2. Verandering van levenswijze 

Slide 25 - Slide

Oorzaak 2: Verandering van levenswijze

  1. Schaalvergroting
  2. Energiebehoefte
  3. Consumptiemaatschappij
  4. Verkeer

Slide 26 - Slide

3 Belangrijkste gevolgen
  1. Vervuiling
  2. Uitputting
  3. Aantasting 

Slide 27 - Slide

Gevolg 1: Vervuiling
Stoffen komen terecht op een plek waar ze niet horen

Slide 28 - Slide

Gevolg 2: Uitputting
Teveel stoffen worden uit het milieu gehaald

Slide 29 - Slide

Vervuiling en uitputting kunnen leiden tot het overschrijden van een kantelpunt.

Wat is dat en noem een voorbeeld?

Slide 30 - Slide

Voorbeeld troebel water door nutriënten

Slide 31 - Slide

Stabiel evenwicht 1: helder water
Algen + waterplanten als producenten
Watervlooien eten algen
Visjes eten watervlooien en woelen in bodem
Snoeken eten visjes

Slide 32 - Slide

Verschuiving van evenwicht
Steeds meer nutriënten door mens in de sloot
Algen kunnen beter groeien
Water wordt troebeler door algen

Slide 33 - Slide

Stabiel evenwicht 2: troebel water
Veel algen zorgen voor troebel water. 
Snoeken kunnen niet meer jagen
Visjes eten veel watervlooien en woelen in bodem
Nóg meer algen en omgewoeld water
Waterplanten krijgen geen licht meer
Alles gaat dood

Slide 34 - Slide

Gevolg 3: Aantasting
Omgeving verandert sterk door menselijke invloed

Verstoring: geluidsoverlast of lichtvervuiling

Versnippering

Slide 35 - Slide

Versnippering en de eilandtheorie
Op kleine eilandjes, ver van elkaar kunnen maar weinig verschillende soorten leven.

Slide 36 - Slide

Duurzame ontwikkeling
Vooruitgangen die het milieu niet/minder schaad:
  • zonne-energie
  • windenergie
  • energie uit biomassa
  • waterstofauto / elektrische auto

Produceren van energie die afkomstig is uit hernieuwbare en of duurzame energiebronnen. 

Slide 37 - Slide

Natuurbescherming
Behouden en/of ontwikkelen van natuur en biodiversiteit.

Door:
  • vergroten natuurgebieden
  • natuurgebieden met elkaar verbinden
  • variatie in het landschap brengen
  • Voorbeeld: Biesbosch en Oostvaardersplassen

Slide 38 - Slide

Leerdoelen
- Je kunt enkele ecosystemen beschrijven aan de hand van kenmerkende soorten
- Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven
- Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren
- Je kunt de voornaamste oorzaken en gevolgen van milieuproblemen benoemen
- Je kunt uitleggen wat onder duurzame ontwikkeling wordt verstaan
- Je kunt maatregelen voor natuurbescherming benoemen en uitleggen


Slide 39 - Slide

Leerdoelen BS 6: Kringlopen
1. Je kunt de koolstofkringloop uitleggen
2. Je kunt de stikstofkringloop uitleggen
3. Je kunt de BINAStabellen gebruiken (93F en 93G)

Slide 40 - Slide

Voedselkringloop
Koolstofkringloop

Slide 41 - Slide

koolstofkringloop
  • Koolstof = C
  • In de lucht zit het vast in CO2
  • Autotrofe organismen maken van CO2 (uit de lucht) en H2O (uit de bodem) glucose (C6H12O6)
  • Bij dissimilatie komt CO2 weer vrij in de lucht 
  • Consumenten eten de producenten en gebruiken de organische stoffen om andere organische stoffen te maken (voortgezette assimilatie). Bij het eten van een ander organisme komt de koolstof van het ene organisme terecht in het andere organisme
  • Alle dode resten en andere afvalproducten van organismen wordt samen detritus genoemd 
  • De organische stoffen in de detritus wordt door reducenten gebruikt voor dissimilatie

Slide 42 - Slide

Koolstofkringloop
BINAS 93F
Stikstofkringloop
BINAS 93G

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Stikstofkringloop
  • Stikstof = N
  • Organisch gebonden stikstof komt vooral voor in eiwit, nucleotiden en nucleïnezuren.
  • Stikstof komt ook voor in afvalproducten als ureum (basisstof van urine).
  • Producenten nemen stikstof op via NO3- of NH4+
  • Stikstoffixerende bacteriën kunnen N2 uit de lucht omzetten in bruikbare stikstof voor planten. Dit kan alleen anaeroob. Vandaar dat deze bacteriën in symbiose leven met planten. 

Slide 45 - Slide

Stikstof kringloop

Slide 46 - Slide

Gebruikelijke route
(vergelijk met BINAS 93G)
1: Planten nemen nitraat (NO3-) op.
2: Er vindt stikstofassimilatie plaats
     vorming aminozuren
(vorming eiwitten is voortgezette assimilatie)
3: Dier eet plant, verteert en assimileert eigen organische stoffen.
4: Bij dissimilatie komt ureum vrij. 
5: Rottingsbacterien breken ureum af tot NH3
6: NH3 lost in (grond)water op tot NH4+
7: Nitrietbacterien zetten NH4+ om in NO2-
8: Nitraatbacterien zetten NO2- om in NO3-


Slide 47 - Slide

Andere routes
'Verstorende' routes:
- NO3-  > NH4+    ammonificatie
- NO3- > N2 (g)    denitrificatie

Er kan stikstof (tijdelijk) verloren gaan via:
- uitspoeling in de bodem (NH4- en NO3-)  
- vervluchtiging (NH3)

Slide 48 - Slide

Bijzondere route
Sommige bacteriën kunnen ammoniak (NH3) omzetten in N2(g).  
Deammonificatie!
Gevolg: bodem minder voedselrijk voor planten.

Weer andere bacteriën kunnen N2 (g) omzetten in NH3.
Stikstoffixatie!
Gevolg: bodem voedselrijker.
!! Groenbemesten

Slide 49 - Slide

Leerdoelen BS 6: Kringlopen
1. Je kunt de koolstofkringloop uitleggen
2. Je kunt de stikstofkringloop uitleggen
3. Je kunt de BINAStabellen gebruiken (93F en 93G)

Slide 50 - Slide

Aan de slag
Maken opdracht 25, 30, 32, 36, 42-51
en begrippenlijsten BS 4, 5 en 6

Slide 51 - Slide