§4 Berlin - Sieh und lies mal (79-81)

Wat weet ik nog
van de vorige les?
1 / 17
next
Slide 1: Mind map
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat weet ik nog
van de vorige les?

Slide 1 - Mind map

Welke woorden zijn lidwoorden?
A
der
B
Buch
C
spät
D
die

Slide 2 - Quiz

Welke woorden zijn persoonlijke voornaamwoorden?
A
das
B
er
C
sie
D
es

Slide 3 - Quiz

Welke woorden zijn zelfstandige naamwoorden?
A
der
B
Schule
C
Dorf
D
wohnen

Slide 4 - Quiz

Aan het eind van de les kan/weet ik...
- een lidwoord+zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
- welk persoonlijk voornaamwoord ik moet gebruiken als er een naam i.p.v. een zelfstandig naamwoord in de zin staat.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Uitleg er /sie / es
Lidwoorden: der, die, das!

der Mann, der Vater =                        mannelijk
die Frau, die Mutter =                        vrouwelijk
das Kind, das Eis =                             onzijdig
die Kinder, die Studenten =           meervoud

Slide 7 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden:

ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie

De volgende persoonlijke voornaamwoorden zijn:

er = mannelijk
sie = vrouwelijk
es = onzijdig
sie = meevoud

Slide 8 - Slide

Uitleg er /sie / es

Der Mann lacht -) Er lacht. 

Die Frau lacht -) Sie lacht.
 
Das Kind lacht -) Es lacht!

Die Kinder (mv) lachen -) Sie lachen! 



* je kunt ook namen vervangen

Peter lacht -) Er lacht.


Monika lacht -) Sie lacht.



Peter und Monika lachen  -) Sie lachen. 


Slide 9 - Slide

Zusammen üben
Lees de zinnen. Vervang de zwarte woorden door: er, es, sie.
1 Tante Trude wohnt in Berlin. …………………………………..

2 Der Mann ist dick. …………………………………..
3 Die Frau ist schlank. …………………………………..
4 Das Kind ist vier Jahre alt. …………………………………..
5 Die Kinder essen Eis. …………………………………..
6 Onkel Fritz raucht eine Zigarette. …………………………………..






Slide 10 - Slide

Zusammen üben
Lees de zinnen. Vervang de zwarte woorden door: er, es, sie.
1 Tante Trude wohnt in Berlin. ………sie…………………………..

2 Der Mann ist dick. ………………er…………………..
3 Die Frau ist schlank. ……………sie……………………..
4 Das Kind ist vier Jahre alt. ………es…………………………..
5 Die Kinder essen Eis. ………………sie…………………..
6 Onkel Fritz raucht eine Zigarette. ……er……………………………..






Slide 11 - Slide

Maak nu de volgende opdrachten:
Buch: Aufgabe 6 bis 8 auf Seite 79 und 81
Digitale Methode: §5.4  Aufgabe 6 bis 8

Zeit:    8 Minuten
Fertig: Extra opdracht: 9
+ extra werkblad



timer
8:00

Slide 12 - Slide

Extra
Maak opdracht 9 op blz. 81.
Gebruik de tekst: Wohnen in Berlin!
Schrijf over je eigen huis!

Slide 13 - Slide

Ik kan.../Ik weet...

Slide 14 - Slide

Hausaufgaben
Lernen Lernbox 1/2/3/4 auf Seite 95 +96
+ Grammatik Seite 58 + 64 + 79 + 80

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Mach!
- Woordtrainer van §5.4 (digitaal)
- Grammaticatrainer van §5.4 (digitaal)

Slide 17 - Slide