begrijpend lezen B1W1L2 de mus

Dit boek!
Dit boek gaat dus over dieren waaraan je zo gewend bent dat je niet meer ziet hoe ongewoon ze zijn. 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Dit boek!
Dit boek gaat dus over dieren waaraan je zo gewend bent dat je niet meer ziet hoe ongewoon ze zijn. 

Slide 1 - Slide

Lesdoel


Je leert dat je een tekst beter begrijpt als je hem vaker leest. 

Slide 2 - Slide

Een klein gokje... Over welk dier denk jij dat het vandaag gaat?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Waarom zou de
schrijfster hebben besloten ook iets over de mus te vertellen?
A
Een mus is een hele bijzondere vogel
B
Een mus is lelijk
C
Een mus is gewoon en doodnormaal
D
Een mus is geen vogel

Slide 5 - Quiz

Wat gaan we doen? 

We gaan de tekst over de mus  vergelijken
met de tekst over de regenworm uit les 1.

Slide 6 - Slide

De mus
De mus. 
Wie?
De mus! 
O, die.
Zo gewoon, zo doodnormaal dat hij niet eens opvalt met z’n bruingrauwe verendek, met z’n getjilp dat wel hard is maar niet om aan te horen. Altijd hetzelfde deuntje. Wat moeten we over dat vogeltje nu eens vertellen? Dat hij het liefst tussen de mensen woont? Lekker interessant. Dat de jongen vliegjes eten, en de volwassenen zaadjes? Mogen we even gapen?
Wat, kunnen ze vliegen? Nou, nou, nou, die mus toch.
Knap hoor!
Zullen we het hier dan maar bij laten?
We kunnen onze tijd beter besteden.
Sorry, hoor.
Dag mus.

Slide 7 - Slide

De regenworm
Eigenlijk hoort dit beestje niet thuis in dit boek. Dit krinkelende sliertje. Dit slaafje van de aarde. Altijd maar werken, altijd maar eten, altijd maar opletten dat het niet in een of andere bek verdwijnt. De regenworm doodgewoon? Ga fietsen! Zijn hele lange lijf bestaat uit ringetjes. En al die ringetjes, een stuk of honderdvijftig, zijn belangrijk. Dus knip je een worm doormidden, dan heb je niet twee regenwormen, zoals veel mensen zeggen, maar één dode. Een worm heeft een voorkant en een achterkant, een bovenkant en een onderkant. Het allervoorste ringetje is zijn bovenlip. Het is dan ook maar een half ringetje. Het tweede ringetje is zijn bek. Bij het derde begint zijn lijf. In ringetje zeven tot en met ringetje elf zitten tien harten verborgen. Tien pompende machientjes die het bloed door zijn lange lichaam jagen. Met het veertiende en vijftiende ringetje kan hij kinderen maken. Rond het vijfendertigste ringetje zit een stel gaatjes waaruit slijm stroomt waarin de zaadjes en de eitjes bij elkaar komen die samen nieuwe kinderen worden. Na die slijmringen loopt de worm nog even door tot hij eindelijk bij ringetje honderdvijftig is beland: zijn kont. En op ieder ringetje, geloof het of niet, groeit een stel borsteltjes waarmee de worm zich schrap kan zetten in de aarde. Voor als er een mol aan zijn achterste trekt. En boven op zijn rug zitten kleine gaatjes die hem gezond en vochtig houden. Wat een schitterende fabriek is dat roze vretertje! Dwars door alle ringen heen loopt namelijk zijn ellenlange maag. Van voren gaat er bij ring één rottend herfstblad naar binnen, en van achteren komt het er bij nummer honderdvijftig als nieuwe aarde weer uit.
Nu we dit allemaal weten kunnen we nog maar één ding zeggen: de worm is helemaal niet doodgewoon. De worm is: levendbijzonder.

Slide 8 - Slide

De opdracht:
Sommige dingen zijn doodgewoon  en ander zijn levendbijzonder. Daar gaan we nu naar kijken!

Slide 9 - Slide

Kijk naar beide teksten. Wat vindt de schrijfster doodgewoon?
Je geeft minstens drie antwoorden.

Slide 10 - Open question

Kijk naar beide teksten. Wat vindt de schrijfster levendbijzonder?
Je geeft minstens drie antwoorden.

Slide 11 - Open question